Kosten gemaakt i.v.m. beëindigen van een btw-belaste activiteit; toch geen volledige btw-aftrek

Uitspraak: Rechtbank Zeeland-West Brabant 20 oktober 2016, AWB 15/6771

Een woningcorporatie heeft een overeenkomst gesloten met een gemeente voor de ontwikkeling van nieuwbouw en de aankoop van de daartoe benodigde grond van de gemeente. In een nieuwe overeenkomst komt belanghebbende met de gemeente overeen dat de eerdere overeenkomst niet zal worden uitgevoerd en dat belanghebbende aan de gemeente een schadevergoeding betaalt wegens het niet afnemen van de grond.

De gemeente brengt 21% btw in rekening aan de woningcorporatie over de overeengekomen schadevergoeding. Met de Belastingdienst ontstaat vervolgens een verschil van mening over de vraag of de corporatie deze btw geheel dan wel slechts pro rata (o.b.v. de verhouding belaste/totale concernomzet) in aftrek mag brengen. De corporatie is van mening dat volledige aftrek mogelijk is, omdat het project voorzag in de realisatie van uitsluitend koopwoningen.

De rechtbank stelt voorop dat er alleen sprake kan zijn van een recht op volledige aftrek van btw als er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen die kosten en (latere) belaste handelingen. Aangezien de btw-belaste handelingen (de verkoop van nieuwbouw koopwoningen) nimmer hebben plaatsgevonden, kan dit rechtstreekse verband niet worden gelegd. De rechtbank constateert dat om die reden enkel een relatie kan worden gelegd met de algemene bedrijfsactiviteiten van de woningcorporatie en er dus slechts pro rata recht op aftrek bestaat.

Hoewel wij deze uitspraak inhoudelijk gezien begrijpen, doet deze wel enigszins wrang aan. Bij een andere formulering van de afspraken met de gemeente, die tot dezelfde uitkomst had geleid, was namelijk volledige aftrek van btw wel mogelijk geweest. De les die hieruit getrokken kan worden is dat met een goed btw-advies in de contractuele fase veel geld en energie bespaard kan worden.

[Bron: Uitspraak]

Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 16 van februari 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.