Inschrijfgelden woningzoekenden geïnd door samenwerkingsverband van woningcorporaties vrijgesteld van btw
Uitspraak: Gerechtshof 20 januari 2017, nr. BK 16/00273
Net als in de procedure besproken in onderdeel 2 van deze nieuwsbrief ging het in deze procedure om de toepassing van de koepelvrijstelling. De belanghebbende in deze procedure was een samenwerkingsverband van 19 samenwerkende woningcorporaties. Het samenwerkingsverband regelde voor de aangesloten woningcorporaties het proces van inschrijving en toewijzing van huurwoningen. Woningzoekenden betaalden aan het samenwerkingsverband inschrijfgeld. Uit deze gelden dekte het samenwerkingsverband haar kosten. Statutair was bepaald dat overtollige middelen moesten terugvloeien naar de corporaties.
In geschil was of het samenwerkingsverband over de inschrijfgelden btw verschuldigd was. Het Gerechtshof in Leeuwarden heeft in 2009 geoordeeld dat deze bijdrage in de verhuurvrijstelling deelt omdat deze als nevenprestatie het fiscale lot van de hoofdprestatie (de verhuur) volgt. Het samenwerkingsverband, een vereniging, kon zich echter niet letterlijk op deze uitspraak beroepen. In de procedure uit 2009 ging het om een woningcorporatie die zowel het inschrijfgeld ontving als de woning verhuurde, terwijl het samenwerkingsverband enkel de inschrijving en de verdeling van de woonruimte verzorgde namens de aangesloten woningcorporaties. Na toewijzing vindt de verhuur van de woning plaats door de corporatie en niet door het samenwerkingsverband.
Het Gerechtshof komt tot het oordeel dat over de inschrijfgelden géén btw verschuldigd is. Volgens het Hof verricht het samenwerkingsverband geen dienst aan de woningzoekenden, maar verricht zij enkel (backoffice) diensten voor haar aangesloten leden, de woningcorporaties. Dat de vereniging in bepaalde jaren overschotten realiseert doet daaraan niet af; omdat eventuele exploitatieoverschotten uiteindelijk naar de corporaties terugvloeien wordt volgens het Hof voldaan aan het wettelijke vereiste dat niet meer dan het aandeel in de kosten aan elk lid wordt doorberekend.
De staatssecretaris van Financiën heeft in een schriftelijke reactie laten weten in deze uitspraak te berusten. Hij deelt het standpunt van het Hof dat de koepelvrijstelling van toepassing is in deze situatie. Mede gezien de ratio van de koepelvrijstelling vindt de staatssecretaris toepassing van die vrijstelling rechtens niet onjuist.
Voor de praktijk is de ruime uitleg van de kostenomslagvoorwaarde van de koepelvrijstelling een opsteker. De staatssecretaris van Financiën laat weten dat deze voorwaarde niet per jaar hoeft te worden beoordeeld, maar dat deze over een reeks van jaren (c.q. over de gehele levenscyclus van het samenwerkingsverband) mag worden toegepast. Wij kunnen ons voorstellen dat dit de toepassing van de koepelvrijstelling in een groot aantal situaties flink eenvoudiger maakt.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 17 van mei 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.