Schoolgebouwen en btw: levering van een schoolgebouw is onder voorwaarden een economische activiteit

De Hoge Raad heeft arrest gewezen, in een door Caraad gevoerde procedure namens de voormalige gemeente Haren en oordeelt dat de levering van een schoolgebouw onder voorwaarden is aan te merken als een economische activiteit en dat de gemeente zodoende handelt als btw-ondernemer.

Gemeenten moeten op grond van de onderwijswetgeving zorgdragen voor de voorzieningen in de huisvesting van scholen in het primair en voortgezet onderwijs. De onderwijswetgeving biedt gemeenten onder strikte voorwaarden ruimte om de btw die drukt op de investeringen te verhalen, wat leidt tot een aanzienlijke kostenbesparing. De gemeente Haren maakte gebruik van deze mogelijkheid.

De zaak van de gemeente Haren

De gemeente Haren heeft in 2015 een schoolgebouw gerealiseerd, een WVO school, en deze overgedragen aan het schoolbestuur voor een koopprijs van ongeveer 9,2% van de stichtingskosten. De koopsom van € 1.351.910 was gebaseerd op een algemene bijdrage van het schoolbestuur en een bijdrage in de kosten van het meerwerk. Het schoolbestuur betaalde het bedrag waarmee kostennormering werd overschreden. 

De gemeente Haren had tijdens de bouwfase de btw niet in aftrek gebracht. In het tijdvak van levering bracht de gemeente de btw die drukt op de stichtingskosten alsnog in aftrek. Dit was volgens de Belastingdienst niet juist. Volgens de Belastingdienst had de gemeente in deze situatie geen recht op aftrek van btw toerekenbaar aan de levering van het schoolgebouw. De gemeente Haren ging daarop naar de rechter. De rechtbank stelde de gemeente in het gelijk en bepaalde dat de gemeente alle btw in aftrek kon brengen.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Volgens Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de gemeente bij de levering van het schoolgebouw niet als btw-ondernemer gehandeld. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van een economische activiteit, wat noodzakelijk is om als btw-ondernemer te kunnen worden aangemerkt. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat de gemeente slechts uitvoering heeft gegeven aan een wettelijke verplichting en geen prestaties aanbiedt op de algemene markt van projectontwikkeling, bouw en aanneming. Daarnaast is volgens het Hof relevant dat de gemeente enkel kosten doorbelast, die volgens de wettelijke normering niet voor rekening van de gemeente komen. Onder deze omstandigheden kan volgens het Hof geen enkele onderneming een gezonde bedrijfsvoering realiseren. Ook hieruit blijkt volgens het Hof dat niet op een markt wordt opgetreden en dat zodoende geen sprake is van een economische activiteit. In deze situatie heeft de gemeente volgens het Hof ten onrechte de btw in aftrek gebracht op de stichtingskosten van de school. Tegen dit oordeel is de gemeente in cassatie gegaan bij de Hoge Raad.

Hoge Raad

De Hoge Raad constateert dat leveringen en diensten aan de heffing van omzetbelasting zijn onderworpen wanneer zij onder bezwarende titel zijn verricht en deel uitmaken van een economische activiteit. Bij de beoordeling of de levering van het schoolgebouw door de gemeente als een economische activiteit is aan te merken, is het volgens de Hoge Raad niet relevant wat het resultaat of het oogmerk ervan is. Daarnaast is bij de beoordeling of een activiteit als een economische activiteit is aan te merken, het niet relevant of de belastingplichtige een gezonde bedrijfsvoering kan realiseren. Dat een gemeente voor sommige activiteiten geen kostendekkende vergoeding bedingt, doet er daarom niet aan af dat deze activiteiten ook als een economische activiteit zijn aan te merken en zodoende worden verricht in de hoedanigheid van btw-ondernemer. Wel is hierbij vereist dat de activiteiten duurzaam worden verricht, en hierbij geldt voor overheidsinstellingen dat de door hen tegen vergoeding verrichte werkzaamheden naar hun aard ook door marktdeelnemers moeten kunnen worden verricht.

Bij de beoordeling of een activiteit van een belastingplichtige als een economische activiteit is aan te merken, is niet beslissend of de activiteit wordt verricht op basis van een bij de wet opgelegde taak of anderszins door een algemeen of publiek belang is ingegeven. Dat de gemeente het schoolgebouw heeft gerealiseerd op basis van een verplichting uit de Wet op het Voortgezet Onderwijs, is zodoende niet relevant voor de beoordeling of sprake is van btw-ondernemerschap. Dat een gemeente op basis van de wettelijke verplichting tot het voorzien van onderwijshuisvesting geen gezonde bedrijfsvoering kan realiseren, is ook niet relevant bij de vraag of sprake is van een economische activiteit.

De realisatie en levering van het schoolgebouw door de gemeente maakt dus deel uit van een economische activiteit. De opvatting van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is op dit punt zodoende niet juist. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwijst de zaak voor verder onderzoek naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Belang voor de praktijk

Uit het arrest Haren en het eind vorig jaar gewezen arrest Strijen valt af te leiden dat er situaties denkbaar kunnen zijn waarbij een gemeente de btw op de verbouw of nieuwbouw/levering van een school in aftrek kan brengen.

Tot slot


Als u vragen hebt over onderwerpen in deze nieuwsbrief, of vragen hebt over de fiscale gevolgen van nieuwbouw van een school, kunt u contact opnemen met een van onze adviseurs.