Nieuw besluit btw-vrij detacheren van personeel in de zorg

Op 28 december 2018 is een nieuw besluit gepubliceerd over de btw-aspecten bij het uitlenen van personeel in onder meer de zorg. Het besluit bevat een aantal wijzigingen en verduidelijkingen van voorgaande besluiten welke relevant zijn voor de zorg. Hierna lichten wij de wij deze kort toe.

Uitleen of andersoortige dienstverlening

Het uitlenen van personeel tegen vergoeding is in beginsel belast met btw. Onder uitleen van personeel wordt verstaan het ter beschikking stellen van personeel aan de inlener, waarbij dat personeel onder toezicht of leiding van de inlener arbeid verricht. Indien hier niet aan wordt voldaan, is geen sprake van uitleen maar van andersoortige dienstverlening. Beoordeeld moet worden of deze andersoortige dienstverlening is belast of vrijgesteld van btw.

Het besluit ziet echter alleen op het ter beschikking stellen of uitlenen van personeel en reikt een aantal mogelijkheden aan om btw-vrij personeel uit te lenen. Dit is onder meer van belang voor de zorgsector.

Structurele uitleen

De structurele uitleen van personeel tussen zorginstellingen en/of instellingen in de sociaal culturele sector kan onder de voorwaarden van het nieuwe besluit vrij van btw. Van belang is onder meer dat de uitleen structureel van karakter is, de vergoeding niet hoger is dan de brutoloonkosten en de inlener verantwoordelijk wordt voor de financiële gevolgen bij ontslag van de werknemer (materieel werkgeverschap). Voor een volledig overzicht van de voorwaarden verwijzen wij naar het besluit.

De staatssecretaris geeft in het besluit een nieuwe toelichting over het structurele karakter van de uitleen. Volgens de staatssecretaris moet onder structureel worden verstaan, voor onbepaalde tijd. Waarbij vervolgens wordt aangegeven dat het structurele karakter moet blijken uit de arbeidsovereenkomst tussen de uitlener en de werknemer. Deze moet in beginsel voor onbepaalde tijd zijn gesloten. De toevoeging is daardoor wat verwarrend omdat niet helemaal duidelijk is of nu alleen wordt verwezen naar de arbeidsovereenkomst of dat ook de detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet zijn gesloten. Het sluiten van een detacheringsovereenkomst voor onbepaalde tijd geeft de meeste zekerheid, maar wij sluiten niet uit dat ook een detachering voor bepaalde tijd nog onder deze vrijstelling kan vallen.

Voor wat betreft de financiële gevolgen van het ontslag van de werknemer, blijft de vrijstelling van toepassing als de aansprakelijkheid voor de inlener wordt beperkt tot de periode waarin de werknemer bij de inlener werkzaam is geweest. Deze beperking van de aansprakelijkheid was reeds voor de zorg bevestigd in de vraag-en-antwoord van 15 oktober 2015 reeds goedgekeurd, maar is hiermee ook voor alle andere instellingen bevestigd in het besluit.

Tot slot valt op dat bij de structurele uitleen in de gezondheidssector ook de sociaal culturele instellingen zijn toegevoegd als uitlenende organisatie die gebruik kan maken van de vrijstelling. Dit houdt volgens ons in dat kruislingse uitleen tussen zorginstellingen en sociaal culturele instellingen (waaronder poliklinieken, inrichtingen etc.) mogelijk blijft. Er is nog wel een beperking. Het is voor sociaal culturele instellingen volgens het nieuwe besluit niet meer mogelijk om personeel btw-vrij in te huren van organisaties die geen gebruik kunnen maken van de sociaal culturele of medische vrijstellingen.

Uitleen voor onbepaalde tijd

In het besluit is ook een faciliteit of uitleg opgenomen voor de situatie waarin een uitleen voor bepaalde tijd is vrijgesteld van btw-heffing. De uitleen moet dan kunnen worden aangemerkt als nauw met de zorg samenhangende werkzaamheid. Deze faciliteit is deels nieuw en vloeit voort uit de btw-richtlijn.

De staatssecretaris heeft reeds in een eerder besluit bevestigd dat een btw-vrije onderling uitleen tussen zorginstellingen mogelijk is, mits beide zorginstellingen werkzaam zijn op het gebied van het verzorgen en verplegen van in een inrichting opgenomen personen (ziekenhuis, verzorgings- of verpleeghuis etc.); de werknemer wordt ingezet voor die verpleging en verzorging; de inleen onontbeerlijk is voor de inlener voor het kunnen leveren van de zorg; en de vergoeding niet hoger is dan de brutoloonkosten van de betreffende werknemer, vermeerderd met een redelijke vergoeding voortvloeiend uit het werkgeverschap.

Nieuw is dat een btw-vrijgestelde uitleen onder dezelfde voorwaarden tussen instellingen op het gebied van de WMO- en Jeugdzorg ook wordt toegestaan. Aan deze faciliteit is zelfs terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2015.

Uit het besluit kunnen wij niet opmaken of een btw-vrije onderlinge uitleen tussen een WMO-instelling en instelling met opgenomen personen ook wordt toegestaan, terwijl daar wel ruimte voor is in de btw-richtlijn en daarnaast instellingen soms op beide onderdelen actief zijn. Een btw-vrije uitleen tussen een polikliniek/gezondheidscentrum (niet opgenomen) en een ziekenhuis/verzorgingshuis (opgenomen) is ook niet genoemd in het besluit, terwijl een btw-vrijstelling op die onderlinge uitleen naar onze mening ook mogelijk zou moeten zijn.

Tot slot is extra aandacht vereist voor de voorwaarde dat de uitleen onontbeerlijk moet zijn voor de inlener om de zorg te kunnen verlenen. Uit het besluit wordt niet duidelijk wanneer sprake is van onontbeerlijkheid. Is pas sprake van onontbeerlijkheid als dergelijk personeel niet (eenvoudig) bij commerciële uitzendbureaus kan worden betrokken (volgens ons niet), of is als sprake van onontbeerlijkheid op het moment dat personeel wordt ingeleend dat (direct) betrokken is bij de zorg, rekening houdend met de voorwaarde voor de hoogte van de vergoeding?

Wij neigen ernaar dat sprake moet zijn van de inleen van personeel dat (direct) is betrokken bij de zorg, zoals verzorgenden, verpleegkundigen en artsen. In specifieke situaties behoren ook zorgmanagers of andere bij de zorg betrokken werknemers tot die categorie. Administratief personeel (financieel/salaris) staat voor deze regeling naar onze mening te ver af van de zorg om gebruik te kunnen maken van deze regeling. In voorkomende situaties zou administratief personeel nog wel kunnen worden vrijgesteld als dit onderdeel is van een zorgprestatie.

Tijdelijke uitleen van personeel in het kader van de medische beroepsopleiding

De uitleen van personeel in het kader van de medische beroepsopleiding is vrijgesteld van btw-heffing. Deze vrijstelling geldt ook voor de uitleen van anios (artsen niet in opleiding tot specialist), hoewel de anios niet in opleiding zijn. Achterliggende reden is vaak dat de betreffende anios wacht op een opleidingsplaats. Omdat niet alle anios uiteindelijk een vervolgopleiding doen, is de vrijstelling voor de uitleen van anios beperkt tot maximaal één jaar na de eerste indiensttreding na het afstuderen. Daarna is de uitleen van anios belast met btw, tenzij is voldaan aan de voorwaarden van een van de andere uitleenvrijstellingen.

Uitlenen bij fusies

Bij een voorgenomen fusie kan personeel voorafgaand aan de fusie onderling btw-vrij worden uitgeleend tussen de te fuseren entiteiten. Let wel dat aan de voorwaarden moet zijn voldaan en vooraf een schriftelijk verzoek moet worden ingediend om gebruik te maken van de vrijstelling.

Afsluitend

Het besluit heeft een aantal wijzigingen en verduidelijkingen welke relevant zijn voor de zorg. Wij raden aan bij het sluiten van overeenkomsten waarin personeel bij een andere organisatie arbeid verricht, te onderzoeken of een btw-vrijstelling mogelijk is. Dit kan door te voldoen aan de voorwaarden die in het besluit zijn opgenomen, of door de overeenkomst dusdanig vorm te geven dat geen sprake is van het uitlenen van personeel maar van andersoortige dienstverlening. In dat laatste geval is nog wel van belang dat deze andersoortige dienstverlening al dan niet onder een btw-vrijstelling valt. Wij helpen u daar graag bij.

Bron: [Besluit]