Doorbraak-arrest Hoge Raad over btw-aftrek sportaccommodaties

Recent heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een door leden van een tennisvereniging opgerichte beheerstichting recht op aftrek heeft voor de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie aan de tennisvereniging. Het oordeel van de Hoge Raad is van belang voor alle exploitanten van sportaccommodaties, zoals gemeenten, beheerstichtingen, sportverenigingen en sportorganisaties.

Inleiding

Gemeenten, beheerstichtingen en andere exploitanten kunnen sportaccommodaties tegen vergoeding ter beschikking stellen aan gebruikers. Als de exploitant daarbij voldoende aanvullend dienstbetoon verricht is sprake van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening. De gebruikersvergoedingen zijn dan belast tegen het lage btw-tarief (thans 6%) en de exploitant kan tevens de btw op de kosten (de voorbelasting) in aftrek brengen. Zonder (voldoende) aanvullend dienstbetoon is echter sprake van vrijgestelde verhuur. De gebruikersvergoedingen zijn dan niet belast met btw, maar de voorbelasting kan niet in aftrek worden gebracht. In de praktijk is de toepassing van het 6%-tarief bij sportaccommodaties erg voordelig gebleken.

Het oordeel van de Hoge Raad gaat over de terbeschikkingstelling van een tennissportaccommodatie door een beheerstichting aan een tennisvereniging.

De casus

Een gemeente is eigenaar van een tennissportaccommodatie. Tot 1 januari 2010 betaalde de tennisvereniging een laag bedrag aan de gemeente voor het gebruik van de sportaccommodatie. Vanaf 1 januari 2010 wordt het beheer en de exploitatie uitgevoerd door een beheerstichting die door de voorzitter en penningmeester van de tennisvereniging is opgericht. De beheerstichting stelt de sportaccommodatie ter beschikking aan de tennisvereniging en andere gebruikers en verpacht de kantine aan een derde.

De beheerstichting heeft de haar in rekening gebrachte voorbelasting teruggevraagd en de inspecteur heeft het teruggaafverzoek geweigerd. In de daarop volgende procedure neemt de inspecteur het standpunt in dat sprake is van schijnhandelingen, dat sprake is van vrijgestelde verhuur in plaats van het belast geven van gelegenheid tot sportbeoefening en dat sprake is van misbruik van recht.

Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt allereerst dat geen sprake is van schijnhandelingen. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat in deze zaak geen sprake is van vrijgestelde verhuur omdat de beheerstichting:

  • Specifieke voor de tennissport geschikte voorzieningen ter beschikking stelt.
  • Het beheer en onderhoud van deze voorzieningen voor haar rekening neemt.
  • Als aanvullend dienstbetoon de bar in de kantine doet exploiteren.

Omdat de beheerstichting de sportaccommodatie met aanvullend dienstbetoon uitsluitend met het oog op de sportbeoefening ter beschikking stelt, is sprake van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en is het 6%-tarief van toepassing. De Hoge Raad voegt daaraan toe dat de omstandigheid dat de exploitant het voor zijn rekening komende klein onderhoud verricht met inzet van vrijwilligers van de tennisvereniging of de exploitant (klein) onderhoud uitbesteedt aan anderen, hier niet aan afdoet.

Ten slotte oordeelt de Hoge Raad dat geen sprake is van misbruik van recht. Alhoewel de tennisvereniging bij de exploitatie van een sportaccommodatie zelf geen recht op aftrek zou hebben, is geen sprake van misbruik van recht als de tennisvereniging ervoor kiest het gebruik van de sportaccommodatie niet in eigen beheer te nemen. Ook niet als de tennisvereniging op enig moment ervoor kiest de activiteiten te wijzigen zodat de sportaccommodatie buiten eigen beheer wordt gebracht. Dit kan alleen anders zijn als de nieuwe situatie economische realiteit ontbeert. Dat laatste is in deze zaak volgens de Hoge Raad niet aan de orde. Immers, met het ‘tussen schakelen’ van de beheerstichting wordt geen aftrekrecht voor de tennisvereniging gecreëerd. De door de beheerstichting aan de tennisvereniging in rekening gebrachte btw (6%) wordt namelijk niet door de tennisvereniging in aftrek gebracht. Van misbruik van recht is dan ook geen sprake, aldus de Hoge Raad.

Visie van Caraad

Deze zaak toont aan dat de Belastingdienst de toepassing van het 6%-tarief bij de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties blijft bestrijden.

De vraag of sprake is van vrijgestelde verhuur of het geven van gelegenheid tot sportbeoefening blijft afhankelijk van specifieke feiten en omstandigheden. Wij zijn van mening dat het huidige Sportbesluit in vergelijking met het oordeel van de Hoge Raad in deze zaak te strenge voorwaarden hanteert. Volgens het Sportbesluit is het alleen toegestaan dat sporters direct na het sporten de voor de sportbeoefening gebruikelijke werkzaamheden verrichten (slepen van tennisbanen) of hand- en spandiensten verrichten (trekken van lijnen, maaien van gras, verwijderen van onkruid). Het Sportbesluit sluit uitbesteding van werkzaamheden aan de gebruikers van de sportaccommodatie uit.

Door sportverenigingen opgerichte beheerstichtingen kunnen rekenen op extra aandacht van de Belastingdienst. In het huidige Sportbesluit is zelfs een paragraaf gewijd aan het leerstuk misbruik van recht. In deze paragraaf wordt met name ingegaan op de situatie dat een sportvereniging de exploitatie van een sportaccommodatie buiten eigen beheer zet.

De Hoge Raad maakt nu duidelijk dat het beleid van de Belastingdienst in algemene zin niet kan slagen. Alleen in de gevallen waarbij het buiten eigen beheer zetten van een sportaccommodatie economische realiteit ontbeert, zou de Belastingdienst met succes de stelling kunnen innemen dat sprake is van misbruik van recht.

Het arrest van de Hoge Raad maakt duidelijk dat het 6%-tarief bij de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties in meer situaties kan worden toegepast dan volgens de Belastingdienst het geval is. Wel merken wij op dat de toekomstige wijziging van de sportvrijstelling (naar verwachting per 2019) tot gevolg zal hebben dat exploitanten van sportaccommodaties zonder winstoogmerk voor de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties onder de gewijzigde sportvrijstelling vallen en dus geen recht op aftrek meer zullen hebben. In ons nieuwsbericht van 13 november 2017 zijn wij ingegaan op deze toekomstige wijziging van de sportvrijstelling.

Het arrest van de Hoge Raad blijft ook na wijziging van de sportvrijstelling van belang voor exploitanten met een winstoogmerk. Het arrest maakt duidelijk dat het beginsel misbruik van recht bij het buiten eigen beheer plaatsen niet zonder meer kan worden toegepast. Naar onze mening zal dat niet anders zijn als na wijziging van de sportvrijstelling het beheer door een winst beogende exploitant zal worden verricht.

Wat betekent deze uitspraak voor u?

De uitspraak van de Hoge Raad betekent (i) dat het onderbrengen van het beheer en de exploitatie in een voor dat doel opgerichte rechtspersoon niet snel als misbruik zal worden aangemerkt, en (ii) dat aan de toepassing van het 6%-tarief sneller kan worden toegekomen dan uit de voorwaarden van het Sportbesluit zoals deze worden uitgelegd door de Belastingdienst naar voren komt. Voor gemeenten die niet alle sportaccommodaties btw-belast exploiteren kan het arrest aanleiding zijn om dat alsnog te doen.

Ten slotte raden wij u aan om de ontwikkelingen met betrekking tot de toekomstige wijziging van de sportvrijstelling nauwlettend te volgen.

Mocht u vragen hebben, neem dan gerust contact op met een van onze adviseurs.

[Bron: Uitspraak]