Reikwijdte koepelvrijstelling verduidelijkt. Hoe nu verder voor gemeentelijke samenwerkingsverbanden?
Uitspraak: Hof van Justitie EG 4 mei 2017, C-274/15 (Commissie-Luxemburg)
In dit arrest geeft het Hof van Justitie meer duidelijkheid over de toepassing van de koepelvrijstelling die ook voor gemeenten relevant is. Al meerdere malen is in onze nieuwsbrief aandacht besteed aan het probleem van btw-heffing bij samenwerking tussen gemeenten. In essentie komt het er op neer dat btw moet worden geheven over de diensten van een zelfstandig samenwerkingsverband van gemeenten als de gemeenten die diensten ook -al is het maar voor een klein gedeelte- gebruiken voor btw-belaste handelingen. Als gevolg daarvan dient de totale waarde van de door het samenwerkingsverband verrichte diensten te worden belast met btw; deze btw is bij de gemeenten in de praktijk nooit volledig verrekenbaar of compensabel. Daardoor ontstaat een ongewenste extra btw-last als gevolg van de samenwerking, die juist efficiency besparingen beoogt.
Uit deze uitspraak van het Hof blijkt dat lidstaten niet de middelen hebben om voor dat probleem een generieke oplossing te bieden. De oplossing die in Luxemburg wordt gehanteerd door de koepelvrijstelling ook van toepassing te verklaren als de afnemer beperkt (tot 30% van zijn omzet) belaste handelingen verricht, is volgens het Hof strijdig met de dwingende bepalingen van de btw-richtlijn. De koepelvrijstelling mag alleen worden toegepast op diensten door de koepel aan de betreffende deelnemende gemeente, indien en voor zover die gemeente die diensten direct gebruikt voor handelingen die zijn vrijgesteld of waarvoor zij niet belastingplichtig is. Uit dit arrest van het Hof zou kunnen worden opgemaakt dat de koepelvrijstelling niet van toepassing is op diensten die bij de leden onder de algemene kosten vallen. Het is de vraag wat dit gaat betekenen voor bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden van gemeenten.
Hierbij brengen wij in herinnering dat de staatssecretaris een oplossing voor het probleem van de Nederlandse gemeenten heeft aangeboden conform de Luxemburgse regeling. In een brief aan de Tweede Kamer van 15 februari 2016, kenmerk DGB/2015-5904, laat hij weten dat de vrijstelling zal gaan gelden als de diensten ‘hoofdzakelijk (voor 70% of meer) door de deelnemende gemeenten voor onbelaste overheidsactiviteiten of vrijgestelde activiteiten’ worden gebruikt. Daarvoor is een wijziging van het beleid nodig, welke nog niet is gepubliceerd. De vraag is of de staatssecretaris in het arrest van het Hof van Justitie aanleiding ziet om van de wijziging van het beleid af te zien.
Afgezien daarvan bestaan er naar onze mening ook bij deze beperkte uitleg van de koepelvrijstelling in de praktijk nog goede mogelijkheden om dit btw-probleem bij samenwerking op te lossen.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 17 van mei 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.