Woningcorporaties. Verkoop bestaand bezit en pro rata
Aanleiding: Wijziging beleid Belastingdienst; Conclusie AG van Hilten 30 oktober 2013, zaaknr. 12/05835
Op basis van een arrest van het Hof van Justitie van 6 maart 2008 huldigt de belastingdienst het standpunt dat woningcorporaties bij de berekening van de pro rata sleutel de omzet uit verkoop van voormalige huurwoningen moeten meetellen als vrijgestelde omzet. Dit betekent in veel gevallen een aanzienlijke daling van het percentage aftrek van btw op de algemene kosten. Tot deze uitspraak was het de praktijk dat deze omzet viel onder de uitzondering voor het ‘het afstoten van bedrijfsmiddelen’, die bij de berekening van het pro rata niet in aanmerking genomen hoeven te worden.
Deze discussie is onderwerp van een aantal rechtszaken. Eén van die zaken is in hoger beroep door Gerechtshof Leeuwarden in het voordeel van de woningcorporatie beslecht. Het Ministerie van Financiën heeft beroep in cassatie aangetekend tegen deze uitspraak. Het wachten is nu op de beslissing van de Hoge Raad die medio 2014 wordt verwacht; de conclusie van de Advocaat-Generaal is overigens niet in lijn met de beslissing van het Hof. Deze conclusie is een niet-bindend advies aan de Hoge Raad.
Omdat deze kwestie al langer speelt zijn veel pro rata teruggaven verleend op basis van het (ongunstige) standpunt van de fiscus met een al dan niet expliciete toezegging alsnog een aanvullende teruggaaf te verlenen indien de Hoge Raad beslist ten gunste van de corporaties. Onlangs heeft de Belastingdienst aangegeven dat gedane toezeggingen uiteraard worden gerespecteerd, maar dat niet langer vanzelfsprekend terugwerkende kracht zal worden verleend aan een voor de corporaties gunstige uitspraak van de Hoge Raad.
Deze koerswijziging is kennelijk landelijk beleid waarbij is aangegeven dat ook in dit geval bij nieuwe jurisprudentie geen terugwerkende kracht wordt verleend. Indien niet tijdig bezwaar is gemaakt, zal een formele afwijzing volgen ook als de Hoge Raad positief beslist.
Op dit nieuwe beleid valt naar onze mening het nodige af te dingen. Indien de procedure voor de Hoge Raad goed afloopt voor de corporaties is het daarom niet raadzaam om zonder meer in te stemmen met een dergelijke afwijzing. Om de omvang van de discussie met de belastingdienst over de terugwerkende kracht te beperken, is het wel raadzaam om bezwaar te maken tegen de btw-aangifte over het vierde kwartaal van 2013 (voor zover dit nog niet gebeurd is) en alle komende aangiftetijdvakken totdat de Hoge Raad heeft beslist.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 5 van maart 2014 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.