Recente ontwikkelingen wijziging btw-sportvrijstelling
In het Belastingplan 2019 heeft het kabinet de wijziging van de btw-sportvrijstelling opgenomen. De wijziging van de btw-sportvrijstelling heeft nadelige btw-gevolgen voor de exploitatie van (gemeentelijke) sportaccommodaties. Het ministerie van VWS probeert met een specifieke uitkering voor gemeenten en een subsidieregeling voor amateursportorganisaties het btw-nadeel zoveel als mogelijk weg te nemen. Afgelopen donderdag heeft de Staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag antwoord gegeven op belangrijke vragen.
Voor nadere achtergrondinformatie verwijzen wij naar onze eerdere nieuwsberichten van 25 september, 8 oktober en 12 oktober jl.
Verduidelijking overgangsrecht herziening
Het kabinet heeft in het Belastingplan 2019 ruim overgangsrecht opgenomen. Op grond van dit overgangsrecht zou herziening van eerder genoten btw-aftrek als gevolg van de wijziging van de btw-sportvrijstelling niet aan de orde moeten zijn.
In ons nieuwsbericht van 25 september 2018 gaven wij aan dat op grond van de tekst van het overgangsrecht de herziening voor na 31 december 2018 in gebruik genomen (on)roerende zaken na het jaar van eerste ingebruikneming niet achterwege kan blijven. Dat leek ons niet te stroken met het doel van het overgangsrecht. De Staatssecretaris heeft het wetsvoorstel op dit punt verduidelijkt: herziening als gevolg van de wijziging van de btw-sportvrijstelling blijft ook in die gevallen achterwege.
De Staatssecretaris maakt ook volstrekt helder dat als een optie belaste verhuur vervalt als gevolg van de wijziging van de btw-sportvrijstelling, geen herziening bij de verhuurder hoeft plaats te vinden. Deze situatie doet zich onder meer voor als een gemeente met optie voor belaste verhuur een sportaccommodatie verhuurt aan een sportstichting die op haar beurt de accommodatie door middel van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening ter beschikking stelt aan de verenigingen. Na 1 januari 2019 is de vergoeding voor het geven van gelegenheid tot sportbeoefening door de stichting niet meer aan de heffing van btw onderworpen. Ook de optie voor belaste verhuur tussen gemeente en sportstichting komt dan te vervallen, herziening van eerder genoten btw-aftrek bij de gemeente blijft achterwege.
Het ruime overgangsrecht voorziet er zelfs in dat ook in 2019 de btw op de bouw van een sportaccommodatie in aftrek kan worden gebracht. De voorwaarden zijn dat de bouw vóór 1 januari 2019 is aangevangen, de bestemming op het tijdstip van het sluiten van de koop-aannemingsovereenkomst recht op aftrek geeft, en de aftrek komt te vervallen als gevolg van de wijziging van de btw-sportvrijstelling.
De Staatssecretaris verduidelijkt dat een aanvang is gemaakt met de realisatie van de bouw als met het oog op de realisatie kosten zijn gemaakt, die rechtstreeks en objectief zijn toe te rekenen aan die realisatie, of als contractuele verplichtingen zijn aangegaan voor de realisatie van de sportaccommodatie. Onduidelijk blijft of dit ruime overgangsrecht ook van toepassing is op de verbouwing van een sportaccommodatie.
Sport en recreatie
Onduidelijk was in hoeverre bewegingsvormen die louter recreatief van aard zijn, onder de werking van de nieuwe btw-sportvrijstelling vallen. Dit is met name aan de orde bij zwembaden. Veel exploitanten van zwembaden hopen dat bij dit recreatief gebruik de sportvrijstelling niet van toepassing zal zijn.
De Staatsecretaris geeft aan dat het kabinet als sportbeoefening beschouwt: activiteiten die worden gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component. De Staatssecretaris geeft in het verlengde hiervan aan dat als bij recreatief gebruik van een zwembad geen sprake is van een te verwaarlozen fysieke activiteit, dat dan de btw-sportvrijstelling van toepassing is. Het antwoord komt er naar onze mening op neer dat in de praktijk nagenoeg alle activiteiten in het zwembad onder de werking van de btw-sportvrijstelling vallen, althans in de visie van de Staatssecretaris. Helaas is dit niet het antwoord waar veel exploitanten van zwembaden op hadden gehoopt.
Winstoogmerk
In het Belastingplan 2019 is ook invulling gegeven aan het begrip winstoogmerk. Als instellingen zonder winstoogmerk worden ook beschouwd: instellingen die alleen een exploitatieoverschot hebben dankzij overheidsbijdragen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar onbelaste en met btw belaste bijdragen. In het laatste geval is geen sprake van een winstoogmerk als meer wordt ontvangen dan de normale waarde. De Staatssecretaris verwijst voor de uitleg van het begrip ‘normale waarde’ naar de algemene bepalingen van de Wet op omzetbelasting 1968. De Staatssecretaris geeft dus geen verduidelijking. Uit de praktijk zal moeten blijken in welke situaties sprake is van een normale waarde en in welke niet.
Ook is geen sprake van een winstoogmerk als de instelling een sportaccommodatie huurt van een publiekrechtelijk lichaam onder de integrale kostprijs. De Staatssecretaris maakt volstrekt helder dat als instellingen die exploitatieoverschotten behalen, maar van de gemeente onder de kostprijs een accommodatie huren, te allen tijde als niet-winst beogend worden beschouwd.
Het kabinet houdt vast aan de ingezette koers. Sportbedrijven, ook die in de huidige situatie als commercieel worden beschouwd, zullen ervan uit moeten gaan dat de Belastingdienst hen als niet-winstbeogend zal gaan beschouwen als zij bijdragen ontvangen van gemeenten en/of tegen een lagere prijs dan de integrale kostprijs een sportaccommodatie huren van een gemeente. Wel begrijpen wij dat VWS onderzoekt in hoeverre (gemeentelijke) sportbedrijven beter gebruik kunnen maken van de subsidieregelingen.
SPUK-regeling
Gemeenten kunnen vanaf het jaar 2019 een beroep doen op een specifieke uitkering om de btw-nadelen van de verruiming van de btw-sportvrijstelling op te vangen. In onze nieuwsberichten van 25 september en 12 oktober 2018 zijn wij nader ingegaan op de werking van de SPUK-regeling.
Het ministerie van VWS heeft in vragen en antwoorden nadere uitleg gegeven aan de SPUK-regeling. U kunt deze vragen en antwoorden hier inzien.
De antwoorden van VWS hebben wel enige stof doen opwaaien. VWS gaf eerder aan dat de btw-positie van gemeenten voor 2019 niet relevant was voor de (hoogte van) de specifieke uitkering.
Afgelopen week is op de website van VWS echter een nieuwe vraag en antwoord en een wijziging van een antwoord op een reeds gestelde vraag gepubliceerd.
Op de vraag of ook een uitkering kon worden aangevraagd als feitelijk geen btw-schade werd geleden, werd oorspronkelijk geantwoord dat de btw-positie in het verleden niet relevant is voor de SPUK. Het antwoord werd echter in de nieuwe vraag en antwoord gewijzigd. De activiteit moest nu juist wel onder de verruiming van de btw-sportvrijstelling vallen. Een antwoord dat juist niet strookt met het antwoord op de vraag of een gemeente btw-plichtig moest zijn geweest voor een uitkering. Het antwoord op die vraag was en is nog steeds dat de btw-positie van de gemeente van vóór 2019 niet relevant is.
Ook het antwoord op de nieuwe vraag of de kosten voor het "om niet" ter beschikking stellen van een accommodatie aan basisscholen voor bewegingsonderwijs mogen worden opgevoerd – het antwoord was dat dit niet het geval is – strookt hier niet mee.
Echter, bij het schrijven van dit nieuwsbericht bleek dat deze twee opmerkelijke vragen en antwoorden zijn verwijderd.
Wij gaan er dan ook van uit dat de btw-positie van gemeenten van vóór 2019 niet relevant is voor de aanvraag van de uitkering. Als verder voldaan is aan de voorwaarden van de regeling, kunnen gemeenten alle uitgaven aan sport opnemen in de aanvraag, mits op de daarin opgenomen kosten btw drukt en deze btw niet op andere wijze verhaalbaar is.
Subsidieregeling amateursportorganisaties
Vanaf het jaar 2019 kunnen amateursportorganisatie een beroep doen op de subsidieregeling voor de aanschaf en onderhoud van sportaccommodaties en sportmaterialen.
Het ministerie van VWS heeft in vragen en antwoorden nadere uitleg gegeven aan deze subsidieregeling. U kunt deze vragen en antwoorden hier inzien.
VWS verduidelijkt dat sportmaterialen alle materialen zijn die bijdragen aan de sportbeoefening. Dat is een vrij breed uitgangspunt. Hieronder valt in ieder geval een keepersoutfit voor hockey, aldus VWS. Of een keepersoutfit voor voetbal hier dan ook onder valt, is ons niet duidelijk, maar wij zouden niet weten waarom niet. Hetzelfde geldt voor sportkleding in het algemeen.
Daarnaast geeft het ministerie aan dat een amateursportorganisatie meerdere aanvragen kan indienen. Ook mogen facturen van een jaar worden opgespaard om aan de grens van € 5.000 aan subsidie te voldoen.
Tot slot
Gemeenten moeten vóór 1 december 2018 de aanvraag voor de SPUK-regeling indienen. Caraad begeleidt veel gemeenten bij de procedure die leidt tot aanvraag. Mocht u hierover vragen hebben, of mocht u hulp nodig hebben bij de inventarisatie, dan kunt u contact opnemen met een van onze adviseurs.
Mocht u nog geen presentatie voor sportverenigingen en gemeente hebben georganiseerd, dan zijn wij graag bereid deze te verzorgen. Inmiddels hebben wij een groot aantal van dergelijke presentaties gegeven, die in de praktijk druk bezocht en goed gewaardeerd worden.
Wij wijzen u erop dat de persoon die namens de gemeente de aanvraag voor de specifieke uitkering ondertekent, hiertoe op een juiste wijze gemandateerd moet zijn. Het mandaatbesluit moet ook bij de aanvraag worden bijgevoegd. Voor zover dit nog niet het geval is, zal het mandaat dus tijdig moeten worden geregeld.