Prinsjesdag | Belastingplan 2026
Dinsdag 16 september 2025 heeft het kabinet traditiegetrouw het Belastingplan 2026 aangeboden aan de Tweede Kamer. In deze nieuwsbrief hebben wij de belangrijkste maatregelen voor u op een rij gezet.
In het kort Tijdlijn • Het Belastingplan wordt in de komende dagen behandeld in de Tweede Kamer (Algemene Politieke Beschouwingen). De Tweede Kamer kan nog amendementen indienen, en als die worden aangenomen, kunnen de plannen nog wijzigen. • Nadat de Tweede Kamer over het Belastingplan heeft gestemd, gaat het Belastingplan naar de Eerste Kamer. In de afgelopen jaren vindt de behandeling door de Eerste Kamer meestal plaats in december. • Naar verwachting zullen de aanstaande verkiezingen van 29 oktober van invloed zijn op de debatten en op het aantal in te dienen amendementen. Overzicht belangrijkste maatregelen Vennootschapsbelasting (Vpb) • De tarieven blijven ongewijzigd: ook in 2026 wordt 19% geheven over de eerste € 200.000 en 25,8% over het meerdere. • In verband met knelpunten in de praktijk als gevolg van de per 1 januari 2025 gewijzigde definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr) wordt tijdelijk overgangsrecht getroffen. Fondsen die op 31 december 2024 fiscaal transparant waren, kunnen er onder voorwaarden voor kiezen om transparant te blijven tot de nieuwe fgr-definitie ingaat. Hiermee wordt kortstondige zelfstandige belastingplicht voorkomen. • Er komt een aanpassing van de minimumkapitaalregel, een specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars. De per 1 januari 2024 geïntroduceerde uitzondering voor intern liquiditeitsbeheer bleek te ruim te zijn vormgegeven en wordt daarom aangepast. • Voor de energie-investeringsaftrek (EIA) wordt een samentelbepaling geïntroduceerd. Deze bepaling voorkomt dat belastingplichtigen op een bedrag van méér dan € 151 miljoen de EIA konden toepassen, als gevolg van een combinatie van investeringen in een eigen onderneming en investeringen in een onderneming die onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Inkomstenbelasting • In Box I wijzigen de tarieven, schijfgrenzen en (grens)bedragen voor diverse heffingskortingen. • In Box II blijven de algemene tarieven en schijfgrenzen ongewijzigd. Wel wordt een maatregel genomen waardoor de effectieve belastingdruk op middellijk (via een vennootschap) gehouden lucratieve belangen wordt verhoogd, van 24,50% naar 28,45% voor zover het inkomen in de eerste schijf van Box II valt en van 31,00% naar 36,00% voor zover het inkomen in de tweede schijf valt. • In Box III wordt het forfait voor overige bezittingen (o.a. aandelen) verhoogd van 6,00% naar 7,78%. Daarnaast wordt een lek in de tegenbewijsregeling gerepareerd, waardoor aangegroeide rente buiten de heffing kon blijven. Loonbelasting • Bijtelling voor een ter beschikking gestelde deelfiets wordt op nihil gesteld. De verduidelijking werkt terug tot 1 januari 2020 (ingangsdatum fietsbijtelling). Eventuele bijtelling voor deelfietsen in eerdere jaren (vanaf 2020) kan worden teruggedraaid. • De extra kosten van levensonderhoud ten opzichte van het herkomstland en de extra kosten van privégesprekken van een inkomende werknemer met het herkomstland kunnen niet langer als extraterritoriale kosten onbelast worden vergoed. • De tijdelijke fiscale drempelvrijstelling voor RVU’s blijft ook na 2025 bestaan. Er worden aanvullende afspraken gemaakt om de regeling beter te richten op werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. • Vanaf 1 januari 2027 geldt een pseudo-eindheffing voor personenauto’s met verbrandingsmotor die mede privé worden gebruikt (incl. woon-werkverkeer). Voor auto’s die vóór 2027 ter beschikking worden gesteld geldt overgangsregeling tot 17 september 2030. Schenk- en erfbelasting • Echtgenoten kunnen via huwelijkse voorwaarden een ongelijke breukdelengemeenschap overeenkomen, dat wil zeggen een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap anders dan 50%/50%. Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad wordt voorgesteld dat verkrijgingen van méér dan 50% bij ontbinding van de gemeenschap worden belast met schenk- of erfbelasting. • Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden zijn bij wetsfictie aangemerkt als verkrijgingen krachtens erfrecht. Het Belastingplan 2026 stelt voor om dergelijke verkrijgingen niet langer als schenking aan te merken, waardoor het niet langer nodig is om zowel aangifte schenkbelasting als aangifte erfbelasting te doen. • Naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad wordt een wetswijziging voorgesteld, waardoor biologische, maar niet door hun ouder(s) erkende kinderen voortaan gelijk worden behandeld met kinderen die wel zijn erkend. • De aangiftetermijn voor de erfbelasting wordt verlengd van acht naar twintig maanden na overlijden. Ook het startmoment van het berekenen van de belastingrente wordt verlengd naar twintig maanden. • Per 1 januari 2026 treden enkele wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR) in werking, die al in het Belastingplan 2025 werden aangekondigd. Omzet- en overdrachtsbelasting • Het verlaagde btw-tarief op sport, cultuur en media blijft ook na 1 januari 2026 van kracht. • Het btw-tarief voor hotelovernachtingen en verhuur van vakantiewoningen wordt per 1 januari 2026 verhoogd van 9% naar 21%. • Bij arrangementen van hotels (overnachting + eten/drinken) is het belangrijk om het juiste btw-tarief per onderdeel toe te passen: – Laag tarief (9%) voor eten en drinken (exclusief alcohol). – Hoog tarief (21%) voor overnachtingen. Btw op investeringsdiensten • Herzieningsregeling voor investeringsdiensten aan onroerende zaken (zoals verbouwingen boven € 30.000) treedt in werking per 1 januari 2026. Belasting op leidingwater • Het heffingsplafond wordt verhoogd van 300 kuub naar 50.000 kuub per jaar. • In 2026 wordt de belasting hierdoor circa € 21.000 hoger voor organisaties met waterverbruik boven 50.000 kuub. • In 2027 vervalt het heffingsplafond volledig en wordt op iedere kuub waterverbruik belasting geheven. Formeel belastingrecht • Vanaf 2026 wordt het inzagerecht van belasting- en inhoudingsplichtigen verbeterd. Hiermee wordt de informatieachterstand ten opzichte van de inspecteur zoveel mogelijk weggenomen. Het inzagerecht wordt gefaseerd per rijksbelasting ingevoerd. |
Vennootschapsbelasting (Vpb)
Tarieven
Voor de vennootschapsbelasting gelden in 2026 de volgende tarieven en schijfgrenzen:
- Winst tot € 200.000: 19%
- Winst boven € 200.000: 25,8%
Deze tarieven en schijfgrenzen zijn gelijk gebleven in vergelijking met 2025.
Tijdelijk overgangsrecht fonds voor gemene rekening
Met ingang van 1 januari 2025 is de definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr) aangepast. Onderdeel daarvan was het schrappen van het unanieme toestemmingsvereiste, dat zorgde voor (internationale) kwalificatieverschillen (transparant versus niet-transparant).
In de praktijk blijven er knelpunten bestaan met betrekking tot de nieuwe fgr-definitie. Om kortstondige belastingplicht van bepaalde beleggingsfondsen te voorkomen wordt voorgesteld dat lichamen die op 31 december 2024 als transparant kwalificeerden maar per 1 januari 2025 belastingplichtig zouden worden, onder voorwaarden kunnen opteren om transparant te blijven.
Aanpassing minimumkapitaalregeling voor banken en verzekeraars
De minimumkapitaalregeling is een specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars en is ingevoerd per 1 januari 2020. Met ingang van 1 januari 2024 is de regeling aangepast vanwege een onevenwichtige uitwerking op het interne liquiditeitsbeheer van de doelgroep. Nu blijkt deze uitzondering voor intern liquiditeitsbeheer te ruim te zijn vormgegeven. Er wordt een technische aanpassing voorgesteld, waardoor geldleningen die direct verband houden met geldleningen die zijn verkregen van natuurlijk personen met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2026 buiten de uitzondering van intern liquiditeitsbeheer vallen. De rente op deze leningen valt daardoor mogelijk wel onder de renteaftrekbeperking.
Samentelbepaling energie-investeringsaftrek (EIA)
De energie-investeringsaftrek (EIA) stimuleert investeringen in aangewezen energiebesparende maatregelen door een eenmalige aanvullende aftrekpost van 40% van het investeringsbedrag toe te staan. De regeling maakt onderscheid tussen belastingplichtigen die een onderneming drijven en belastingplichtigen die een onderneming drijven die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband. Voor beide situaties geldt een maximaalbedrag van € 151 miljoen. In sommige situaties is het echter mogelijk om investeringen in zowel de eigen onderneming te doen alsmede in een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband, waardoor de EIA kan worden toegepast op een hoger bedrag dan € 151 miljoen. Het kabinet acht dit onwenselijk en introduceert een samentelbepaling, waardoor per belastingplichtige maximaal € 151 miljoen in aanmerking kan worden genomen.
Minimumbelasting (Pillar II)
Per 1 januari 2024 is de nieuwe Wet minimumbelasting ingevoerd, naar aanleiding van een initiatief van de OESO om internationale belastingontwijking tegen te gaan. Kortgezegd dienen bepaalde groepen ondernemingen op basis van deze wetgeving in elk land waar zij actief is ten minste 15% belasting te betalen. Wordt er te weinig belasting betaald, dan wordt belasting bijgeheven totdat de minimale belasting verschuldigd is. De wetgeving geldt voor groepen met een geconsolideerde jaaromzet van ten minste € 750 miljoen.
Het Belastingplan 2026 bevat enkele wijzigingen van deze wetgeving. Het gaat voornamelijk om de aanvullende wettelijke verankering van enkele onderdelen van de administratieve richtsnoeren van de OESO, aanpassingen van definities en technische wijzigingen. Soortgelijke aanpassingen zijn met het Belastingplan 2025 reeds op 1 januari 2025 in werking getreden. In het nieuwe voorstel worden de resterende onderdelen in de Wet minimumbelasting opgenomen. Deze toevoegingen hebben naar verwachting geen materieel effect en het kabinet voorziet dan ook geen budgettaire effecten als gevolg van de wijzigingen.
Het gaat om de onderwerpen: doorkijkentiteiten en hybride entiteiten; ander verslagjaar van een niet-meegeconsolideerde groepsentiteit; andere boekwaarde dan op grond van de financiële verslaggeving; actieve belastinglatenties die zijn ontstaan vóór het overgangsjaar als gevolg van een regeling met een overheidsinstantie of de invoering van een winstbelasting; en de tijdelijke kwalificerendelandenrapportveiligehavenregel.
Tot slot wordt de EU-Richtlijn DAC9 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Deze richtlijn regelt de automatische uitwisseling van gegevens tussen lidstaten ten aanzien van de minimumbelasting.
Inkomstenbelasting
Wijzigingen Box I
In 2026 wijzigen de tarieven en schijfgrenzen in Box I. Daarnaast wijzigen diverse (grens)bedragen en percentages voor heffingskortingen.
AOW-leeftijd nog niet bereikt
WAS (2025) | WORDT (2026) | |||||
Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage | Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage | |
1 | tot € 38.441 | 35,82% | 1 | tot € 38.883 | 35,70% | |
2 | vanaf € 38.441 tot € 76.817 | 37,48% | 2 | vanaf € 38.883 tot € 79.137 | 37,56% | |
3 | vanaf € 76.817 | 49,50% | 3 | vanaf € 79.137 | 49,50% |
WAS (2025) | WORDT (2026) | |
Algemene heffingskorting | ||
Maximaal | € 3.068 | € 3.115 |
Afbouwpunt | € 28.406 | € 29.736 |
Afbouwpercentage | 6,337% | 6,306% |
WAS (2025) | WORDT (2026) | |
Arbeidskorting | ||
Grens 1 | € 980 | € 996 |
Grens 2 | € 5.220 | € 5.325 |
Grens 3 | € 5.599 | € 5.712 |
Grens 4 | € 0 | € 0 |
Afbouwpunt | € 43.071 | € 45.593 |
Afbouwpercentage | 6,51% | 6,51% |
WAS (2025) | WORDT (2026) | |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) | ||
Maximaal | € 2.986 | € 3.032 |
Inkomensgrens | € 6.145 | € 6.239 |
Opbouwpercentage | 11,45% | 11,45% |
WAS (2025) | WORDT (2026) | |
Jonggehandicaptenkorting | € 909 | € 923 |
Zelfstandigenaftrek | € 2.470 | € 1.200 |
MKB-winstvrijstelling | 12,70% | 12,70% |
AOW-leeftijd bereikt
– geboren vóór 1 januari 1946
WAS (2025) | WORDT (2026) | |||||
Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage | Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage | |
1 | tot € 40.502 | 17,92% | 1 | tot € 41.123 | 17,80% | |
2 | vanaf € 40.502 tot € 76.817 | 37,48% | 2 | vanaf € 41.123 tot € 79.137 | 37,56% | |
3 | vanaf € 76.817 | 49,50% | 3 | vanaf € 79.137 | 49,50% |
– geboren op of ná 1 januari 1946
WAS (2025) | WORDT (2026) | |||||
Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage | Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage | |
1 | tot € 38.441 | 17,92% | 1 | tot € 38.883 | 17,80% | |
2 | vanaf € 38.441 tot € 76.814 | 37,48% | 2 | vanaf € 38.883 tot € 79.137 | 37,56% | |
3 | vanaf € 76.814 | 49,50% | 3 | vanaf € 79.137 | 49,50% |
WAS (2025) | WORDT (2026) | |
Algemene heffingskorting | ||
Maximaal | € 1.536 | € 1.554 |
Afbouwpunt | € 28.406 | € 29.736 |
Afbouwpercentage | 3,17% | 6,144% |
WAS (2025) | WORDT (2026) | |
Ouderenkorting | ||
Maximaal | € 2.035 | € 2.067 |
Afbouwpunt | € 45.308 | € 46.002 |
Afbouwpercentage | 15% | 15% |
Alleenstaande ouderenkorting | € 531 | € 540 |
Wijzigingen Box II
De schijven en tarieven in Box II wijzigen in 2026 niet:
WORDT (2025) | ||
Schijf | Belastbaar inkomen | Percentage |
1 | tot € 67.000 | 24,50% |
2 | vanaf € 67.000 | 31,00% |
Lucratiefbelangregeling
Het kabinet neemt maatregelen waardoor de belastingdruk op lucratieve belangen wordt verhoogd. Alhoewel deze maatregelen zijn aangekondigd om de als onwenselijk geachte lage belastingdruk van private equity managers tegen te gaan, zijn de aanpassingen op alle lucratieve belangen van toepassing.
In bepaalde situaties wordt de grondslag voor lucratieve belangen verbreed door middel van een multiplier in Box II. Het gaat om middellijk gehouden lucratieve belangen, waarbij het lucratief belang is ondergebracht in een kapitaalvennootschap waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang houdt. De maatregel is van toepassing indien in het kalenderjaar 95% of meer van het genoten lucratief belang-voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang wordt uitgekeerd. Door de multiplier wordt bereikt dat de voordelen effectief zwaarder worden belast. Effectief wordt de effectieve belastingdruk verhoogd van 24,50% naar 28,45% voor zover het lucratief belang-voordeel belast is in de eerste tariefschijf van Box II, en van 31,00% naar 36,00% voor zover het voordeel belast is in de tweede tariefschijf.
Wijzigingen Box III
Heffingspercentages
Het Belastingplan 2026 bevat enkele wijzigingen op het gebied van Box III. Het forfait voor overige bezittingen, waaronder bijvoorbeeld aandelen vallen, wordt verhoogd van 6,00% naar 7,78%. Verder wordt het heffingsvrije vermogen verlaagd, van respectievelijk € 57.684 (alleenstaanden) en € 115.368 (fiscaal partners) naar € 51.396 en € 102.792.
Tegenbewijsregeling voor obligaties en andere vermogensbestanddelen met kortlopende termijnen
In de fiscale vakliteratuur werd een lek gesignaleerd in de huidige tegenbewijsregeling voor (o.a.) obligaties. Door dit lek konden belastingplichtigen mogelijk bewerkstelligen dat de aangegroeide rente buiten de heffing bleef. Ondanks dat dit lek in de praktijk waarschijnlijk slechts in beperkte mate effectief kan worden misbruikt, repareert het kabinet dit lek met terugwerkende kracht tot 25 augustus 2025 om 16:00. Vanaf dat tijdstip dienen dergelijke instrumenten te worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer, inclusief de aangegroeide rente.
Loonbelasting
Geen bijtelling voor deelfiets
Er wordt voorgesteld de bestaande bijtellingsregeling van de ter beschikking gestelde (elektrische) fiets van de zaak te verduidelijken waarbij de bijtelling van een deelfiets op nihil wordt gesteld. Er geldt geen bijtelling voor fietsen die niet meer dan bijkomstig (10%) bij het woon- of verblijfadres van de werknemer worden gestald. Deze verduidelijking heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020, het jaar dat de fietsbijtelling is ingevoerd. Indien u tot 2025 voor deelfietsen bijtelling toe heeft gepast, dan kan deze dus worden teruggedraaid.
Versobering 30%-regeling
Er wordt voorgesteld dat de extra kosten van levensonderhoud ten opzichte van het herkomstland en de extra kosten van privégesprekken van een inkomende werknemer met het herkomstland niet langer onbelast vergoed kunnen worden door de werkgever. Hiermee komt de mogelijkheid voor het onbelast vergoeden van de zogenaamde cola-vergoeding (cost of living allowance) te vervallen. Positief is dat de 30%-regeling niet verder wordt versoberd. De eerdere versobering waarbij de 30%-regeling vanaf 2027 wordt verlaagd naar een 27%-regeling blijft in stand. Dit wordt niet verder verlaagd.
Continuering RVU-drempelvrijstelling
Er wordt voorgesteld dat de huidige tijdelijke fiscale drempelvrijstelling voor RVU’s drie jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd vanaf 2026 in stand blijft. Daarbij worden aanvullende afspraken gemaakt om de regeling beter te richten op werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. Ook komt er een gezamenlijke systematiek voor monitoring en vaste ijkmomenten.
Het is aan decentrale sociale partners om de RVU gericht af te bakenen op werknemers die door de zwaarte van het werk niet gezond werkend de AOW-leeftijd kunnen bereiken. Hiertoe hebben kabinet en sociale partners in het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ centrale afspraken gemaakt over de vormgeving van (collectieve) RVU-regelingen. In het akkoord zijn afspraken gemaakt over de vormgeving van RVU-afspraken. Zo dienen RVU-afspraken altijd een onderbouwde afbakening van de doelgroep te hebben, gericht op belastende functies en werkzaamheden gebaseerd op objectieve criteria. De afspraken met betrekking tot het gericht inzetten van de RVU worden jaarlijks gemonitord.
Het drempelbedrag wordt vanaf 2026 verhoogd met € 300 bruto per maand. Het tarief van de RVU-eindheffing wordt stapsgewijs verhoogd van 57,7% in 2026, naar 64% in 2027 en 65% in 2028.
Pseudo-eindheffing voor auto’s met verbrandingsmotor
Voor personenauto’s met een verbrandingsmotor die vanaf 1 januari 2027 voor het eerst voor privédoeleinden (inclusief woon-werk) ter beschikking worden gesteld, is een pseudo-eindheffing verschuldigd door de werkgever. De eindheffing bedraagt 12% over de cataloguswaarde voor personenauto’s tot 25 jaar. Voor oudere auto’s bedraagt de eindheffing 12% over de waarde in het economische verkeer. Als een werkgever vóór 2027 een personenauto ter beschikking heeft gesteld, geldt een overgangstermijn tot 17 september 2030. Vanaf dat moment geldt voor alle personenauto’s met een verbrandingsmotor die mede voor privégebruik (inclusief woon-werkverkeer) worden gebruikt de pseudo eindheffing.
De eindheffing is uiterlijk verschuldigd bij de aangifte over het tweede tijdvak van het volgende kalenderjaar.
Schenk- en erfbelasting
Voorstel ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap
Echtgenoten kunnen door het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden een ander aandeel dan een gelijk aandeel in de huwelijksgoederengemeenschap afspraken (bijvoorbeeld 90% en 10%). De Hoge Raad oordeelde in 2024 dat een verdeling van ongelijke aandelen in de gemeenschap niet tot heffing van schenkbelasting leidt en dat slechts in uitzonderingssituaties sprake kan zijn van belastbaarheid met erfbelasting. Het kabinet acht het onwenselijk dat echtgenoten door middel van een ongelijke breukdelengemeenschap of een verrekenbeding met ongelijke breukdelen vermogen onbelast over kunnen laten gaan. Het kabinet acht het passend dat bij het einde van het huwelijk maximaal 50% van de gemeenschap aan echtgenoten toekomt zonder heffing van erf- of schenkbelasting. Daarom wordt voorgesteld dat hetgeen aan een echtgenoot bij ontbinding van de gemeenschap meer toekomt dan 50%, belast wordt met erf- of schenkbelasting. Het motief voor het overeenkomen van ongelijke breukdelen maakt daarbij niet uit. Er wordt wel overgangsrecht getroffen voor huwelijkse voorwaarden die zijn gesloten vóór 16 september 2025 om 16:00.
Schenking binnen 180 dagen voor overlijden
Schenkingen binnen 180 dagen voor het overlijden worden bij fictie geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen. Deze fictie is bedoeld om te voorkomen dat verkrijgers tweemaal het verlaagde tarief en een extra vrijstelling kunnen benutten. De verkrijging is onder de huidige wetgeving zowel een schenking als een verkrijging krachtens erfrecht, waardoor tweemaal aangifte moet worden gedaan. Om dubbele belastingheffing te voorkomen wordt de schenkbelasting in mindering gebracht op de verschuldigde erfbelasting. Om deze samenloop te vereenvoudigen wordt de fictiebepaling zodanig aangepast, dat schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden niet langer kwalificeren als schenking. Hierdoor hoeft niet langer aangifte schenkbelasting te worden gedaan door de verkrijger.
Gelijkstelling voor de schenk- en erfbelasting van biologische kinderen
In 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de huidige schenk- en erfbelasting een verboden onderscheid bevat tussen kinderen die wel, en kinderen die niet zijn erkend door hun biologische ouder(s). Om dit verboden onderscheid weg te nemen wordt de Successiewet aangepast. Als gevolg van deze aanpassing kunnen ook niet-erkende biologische kinderen gebruik maken van de vrijstellingen en tarieven die voor kinderen gelden.
Verlegging ingangsdatum belastingrente en aangiftetermijn erfbelasting
De huidige aangiftetermijn voor de erfbelasting bedraagt acht maanden na het overlijden. Voor sommige belastingplichtigen is deze termijn te kort om juist en volledig aangifte erfbelasting te kunnen doen. Daarom wordt de aangiftetermijn verlengd naar twintig maanden na het overlijden. Ook het startmoment van het berekenen van de belastingrente wordt verlegd naar twintig maanden na overlijden.
Wijzigingen BOR en DSR
De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling aanmerkelijk belang (DSR) zijn in eerdere wetsvoorstellen al deels herzien. Alhoewel in het Belastingplan 2026 geen nieuwe wijzigingen worden aangekondigd, treden er enkele wijzigingen uit het Belastingplan 2025 per 1 januari 2026 in werking. Vanaf 2026 gelden de BOR en DSR alleen voor reguliere aandelen met een belang van minimaal 5%, waarbij winstbewijzen en opties worden uitgesloten. Certificaten en preferente aandelen in het kader van gefaseerde bedrijfsopvolging blijven wel binnen de regelingen vallen.
Omzet- en overdrachtsbelasting
Btw, intrekking tariefsverhoging cultuur, media en sport
Het was al enige tijd bekend dat de verhoging van het btw-tarief op sport, cultuur en op boeken zou worden ingetrokken. Deze intrekking wordt met een nieuw wetsvoorstel geformaliseerd.
Dit houdt in dat ook na 1 januari 2026 het verlaagde btw-tarief op sport en boeken in stand blijft. De btw-tariefsverhoging op hotelovernachtingen en de verhuur van vakantiewoningen van 9% naar 21% gaat per 1 januari 2026 wel door. Deze tariefsverhoging geldt voor overnachtingen in 2026, ook als de boeking in 2025 wordt gemaakt.
Voor hotels die overnachtingen aanbieden inclusief eten en drinken is van belang om na te gaan welk deel van de vergoeding wordt belast tegen het lage tarief (eten en drinken ex alcoholische dranken) en welk deel tegen het hoge btw-tarief (overnachtingen). Hier kunnen wij u desgewenst bij helpen.
Btw investeringsdiensten
In het vorige belastingplan is al aangekondigd dat er een herzieningsregeling komt op investeringsdiensten. Het gaat daarbij over diensten (verbouwingen en dergelijke) aan onroerende zaken voor een bedrag van meer dan € 30.000. Wij verwijzen kortheidshalve naar onze nieuwsbrief omtrent dit onderwerp.
Belasting op leidingwater
Het heffingsplafond van belasting op leidingwater wordt verhoogd van 300 kuub naar 50.000 kuub. Het huidige tarief is € 0,425 per kuub. De belasting wordt daarmee in 2026 ongeveer € 21.000 hoger voor organisaties die meer dan 50.000 kuub aan waterverbruik hebben. In 2027 verdwijnt het heffingsplafond helemaal. Deze belasting wordt overigens geïnd via de waterbedrijven.
Overige belastingen
Milieuheffingen
De tarieven voor de energiebelasting zullen licht dalen, maar naar verwachting zal dit bij instellingen niet voor substantiële lastenverlichtingen zorgen.
Er wordt nader voorgesorteerd op de opwekking en levering van waterstof met onder andere specifieke tarieven.
Formeel belastingrecht
Het Belastingplan 2026 bevat de Wet stroomlijning fiscaal inzagerecht. Deze wet vergroot het inzagerecht van belasting- en inhoudingsplichtigen in hun dossier. Belastingplichtigen dienen inzage te krijgen in alle stukken die betrekking hebben op een belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking, behoudens stukken die om gewichtige redenen geheim moeten worden gehouden en niet met belastingplichtigen kunnen worden gedeeld. Op die manier wordt er tegemoetgekomen aan de wens om belastingplichtigen meer inzicht te geven in de totstandkoming van de besluitvorming. Het moment waarop de stukken ter inzage worden aangeboden is niet later dan het moment waarop het besluit wordt bekendgemaakt. Het inzagerecht wordt in de komende jaren stapsgewijs per rijksbelasting ingevoerd.
Meer weten?
Neem gerust contact op en wij adviseren u hier graag over.