Parkeren bij pretpark valt niet onder het 6% btw-tarief
Uitspraken: Gerechtshof Den Haag 19 december 2017, nr. BK-17/00619 (diergaarde Blijdorp); Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 januari 2018, nrs. 17/00466 t/m 17/00468 (Slagharen)
In beide procedures gaat het geschil om de vraag of de vergoeding voor het parkeren kan delen in het lage btw-tarief dat geldt voor de toegang tot de diergaarde/attractiepark. Bezoekers die met de auto komen, betalen naast de entree voor het park een afzonderlijk tarief voor het betalen van de auto. Volgens de belanghebbenden is het parkeren geen doel op zich maar enkel een middel om de toegang tot het park aantrekkelijker te maken. De bijkomende dienst van het parkeren kan dan opgaan in de hoofddienst van het bezoek aan de diergaarde/attractiepark waardoor het lage btw-tarief van toepassing is, zo is de redenatie van de procederende dagrecreatieparken.
De beide gerechtshoven volgen deze gedachte niet en komen ieder tot de conclusie dat het parkeren van de auto belast is met 21% btw. Wie reist met de auto heeft ook te maken met het vraagstuk waar hij zijn auto parkeert, zo is de gedachte. Daardoor is het parkeren voor de bezoekers een doel op zich die los staat van het bezoek aan het park.
Met deze uitspraken tekent zich de lijn af dat het parkeren bij pretparken als regel belast is met 21% btw. Afwachten is nog hoe het gerechtshof in Den Bosch zal oordelen in het hoger beroep van de Efteling tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant uit juni vorig jaar. Ook die rechtbank oordeelde dat het parkeren bij de Efteling een doel op zich was en dus belast met 21% btw. Wij verwachten dat de Hoge Raad uiteindelijk een finaal oordeel zal moeten vellen in één of meer van deze procedures.
[Bron: uitspraak Diergaarde Blijdorp – uitspraak Slagharen]
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 19 van februari 2018 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.