Ontwikkelingen misbruik van recht en btw
Uitspraak: Hoge Raad, 25 april 2014, zaaknr. 13/00959, Hoge Raad, 18 april 2014, zaaknr. 12/02210, Rechtbank Noord-Holland 20 mei 2014, nr. AWB-13_3080
In eerdere nieuwsbrieven hebben wij aandacht besteed aan enkele belangrijke procedures met betrekking tot het al dan niet vaststellen van misbruik van recht bij fiscale structuren en met name de zogenoemde btw-besparende “scholenmodellen”. In een scholenmodel wordt een school gebouwd of verbouwd door de gemeente en vervolgens tegen een veel lagere prijs (op)geleverd aan het schoolbestuur. De gemeente heeft in hoedanigheid van hoofdaannemer recht op de hoge aftrek van btw op de stichtingskosten en hoeft slechts btw te voldoen over de veel lagere koop- of aanneemsom.
In 2012 heeft de Hoge Raad tweemaal geoordeeld dat de handelwijze van gemeenten bij dergelijke scholenmodellen niet altijd in strijd is met doel en strekking van de wet. In beide gevallen was volgens de Hoge Raad geen sprake van misbruik van recht en werd het beoogde btw-voordeel toegekend. Volgens de Hoge Raad is misbruik van recht wel aan de orde in het geval duidelijk is dat de transacties die leiden tot het belastingvoordeel kunstmatig van aard zijn, zoals in de zaak Gemeente Middelharnis (HR 30 maart 2012, 09/03079), waarbij een ‘sale-and-lease back’ constructie werd toegepast.
In onze eerdere nieuwsbrieven hebben wij ook aandacht besteed aan het feit dat uit de rechtspraak die naderhand is verschenen nog steeds niet duidelijk is op te maken wanneer sprake is van misbruik van recht. Daarbij is onder meer ingegaan op de zaak van de gemeente Aalten (Gerechtshof Arnhem, 15 januari 2013, nrs. 11/00301 en 11/00302), waarbij zowel sprake was van verbouw als van nieuwbouw. Ten aanzien van de verbouw werd door het Gerechtshof verwezen naar de zaak gemeente Ermelo van de Hoge Raad en was er geen sprake van misbruik van recht. Ten aanzien van de nieuwbouw was er naar de opvatting van het Hof echter wél sprake van misbruik van recht.
De Hoge Raad heeft nu aangegeven dat de uitspraak van het Gerechtshof moet worden vernietigd en dat er ook bij de nieuwbouw geen sprake is van misbruik van recht. Volgens de Hoge Raad geeft “de Wvo respectievelijk de Wpo een belanghebbende de mogelijkheid de eigendom van een nieuwbouwschool over te dragen aan het bevoegd gezag. Een dergelijke overdracht vormt geen misbruik van recht, ook niet als de overdrachtsprijs lager is dan de kostprijs van de nieuwbouwschool en ook niet als de school niet is overgedragen aan het bevoegd gezag, maar aan een aan de onderwijsinstelling gelieerde stichting.” Het gebruikmaken van een stichting is dus in deze situatie derhalve geen reden om misbruik van recht te constateren.
De Hoge Raad maakte enkele weken daarvoor ook korte metten met een uitspraak van Hof Den Haag in een zaak van de gemeente Hardinxveld-Giessendam, waarin het Hof had geoordeeld dat de overdracht van het betreffende schoolgebouw door de gemeente geen economische activiteit vormde waardoor het btw-voordeel niet werd toegekend. De Hoge Raad oordeelde dat de gemeente het gebouw in de hoedanigheid van btw-ondernemer had overgedragen. Het btw-voordeel als gevolg van de lage koopsom vloeide vervolgens uit de wet voort.
Een andere situatie waarin vaker ter discussie wordt gesteld of sprake is van misbruik van recht betreft de oprichting en gebruikmaking van stichtingen door sportverenigingen om de aftrek van btw op investeringskosten te realiseren. In de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland was sprake van een situatie waarin de rechtbank weinig moeite had om tot de conclusie te komen dat sprake was van een kunstmatig ‘opzetje’. Het betrof een tennisvereniging die een stichting had opgericht enkel met het doel om de btw op de kosten van haar voorgenomen renovatiewerkzaamheden in aftrek te brengen en dit ook vermeldde in haar clubblad. Uit de verdere feiten en omstandigheden kon de rechtbank niet anders dan afleiden dat de stichting niet of nauwelijks reële betekenis was toe te kennen. Zo hielden de leden inspraak in beslissingen van de stichting over het grote onderhoud of het verhuren van de banen aan derden en kon de tennisvereniging de rechtbank geen duidelijkheid verschaffen over de financiële verhoudingen tussen de tennisvereniging en de stichting, terwijl daarin bepaalde inconsistenties waren geconstateerd. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van misbruik van recht.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 6 van juli 2014 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.