Leveringsmodel nieuw schoolgebouw; betaalde vergoeding is geen koopsom
Uitspraak: Rechtbank Den Haag 2 december 2016 AWB, 16/2661.
In opdracht van een gemeente is een schoolgebouw gerealiseerd. De school, waarvan de stichtingskosten bijna € 28 mln. bedragen, is in 2012 opgeleverd. De gemeente levert de school in augustus 2012 voor een koopsom van bijna € 2 mln. aan de onderwijsstichting. De gemeente vraagt de door haar betaalde btw in verband met de bouw van de school (ruim € 4,4 mln.) terug. De inspecteur verleent de gevraagde teruggaaf niet.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de gemeente de school niet heeft aangewend voor een economische activiteit, en derhalve geen recht heeft op aftrek van de btw. Volgens de rechtbank is er namelijk slechts sprake van de doorberekening aan de scholenstichting van kosten voor het op haar verzoek laten aanbrengen van extra voorzieningen aan het schoolgebouw. De rechtbank wijst er hierbij op dat de door de scholenstichting betaalde koopprijs is bepaald op het bedrag van de kosten van extra voorzieningen in het schoolgebouw en dat het daarbij gaat om kosten die op grond van de Wet op het voorgezet onderwijs niet voor rekening van de gemeente behoefden te komen.
De uitspraak van de rechtbank lijkt naar onze mening in strijd met de rechtspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde eerder namelijk dat de gemeente een vergoeding in de vorm van een koopsom mag vragen die overeenkomt met de overschrijding van de kostennormering. Afwachten is hoe het Gerechtshof in hoger beroep op deze kwestie zal beslissen.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 16 van februari 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.