Hoge Raad geeft invulling aan begrip ‘woning’ voor de overdrachtsbelasting
Uitspraken: Hoge Raad 24 februari 2017, nrs. 16/01734, 16/02257, 16/03768, 16/04101
Sinds medio 2011 is het overdrachtsbelastingtarief voor de verkrijging van woningen verlaagd naar 2%. De maatregel is via wetswijziging formeel in werking getreden per 1 januari 2012 en heeft terugwerkende kracht gekregen tot en met 15 juni 2011, de datum van aankondiging van de maatregel. De maatregel was aanvankelijk bedoeld als tijdelijke maatregel om de woningmarkt te stimuleren, maar in het Lente-akkoord van 2012 heeft het kabinet beslist dat deze regeling een definitief karakter krijgt.
Bij de wetswijziging is niet voorzien in een definitie van het begrip ‘woning’. Mede daardoor ontstaan in de praktijk discussies met de Belastingdienst over de vraag of het lage tarief toepassing kan vinden. Bij de uitleg van het begrip gaf de Belastingdienst vaak doorslaggevende betekenis aan het oogmerk van de regeling, namelijk om de woningmarkt te stimuleren.
Belastingplichtigen beriepen zich meer op een grammaticale uitleg of uitleg naar maatschappelijke opvattingen. Daardoor kwamen bijvoorbeeld kantoorvilla’s, gebouwd als woning maar in gebruik als kantoor, volgens de Belastingdienst niet maar volgens belastingplichtigen wél onder het lage tarief.
De Hoge Raad heeft in een viertal arresten uitspraak gedaan over het te hanteren definitiebegrip ‘woning’ voor de overdrachtsbelasting en kiest voor een zo objectief mogelijke benadering, dat wil zeggen een definitie die zo veel mogelijk aansluit bij de kenmerken van het bouwwerk zelf. Een onroerende zaak geldt als woning, aldus de Hoge Raad, als deze voor bewoning is ontworpen en gebouwd. Dat is ook zo als een woning na een verbouwing met het oog op een andere bestemming dan wonen vrij gemakkelijk weer voor bewoning geschikt te maken is.
Aan de hand van deze definitie komt de Hoge Raad in de vier arresten tot de conclusie dat sprake is/blijft van een woning in de volgende drie gevallen:
- Een tot kantoorpand verbouwd woonhuis.
- Een als kantoorpand gebruikte monumentale villa die geen keuken of badkamer meer had.
- Een als woonhuis gerealiseerd gebouw, in gebruik als tandartsenpraktijk.
Een als hospice gerealiseerd gebouw kon volgens de Hoge Raad niet als woning worden aangemerkt. Hoewel uit de feiten blijkt dat dit gebouw (ook) geschikt was voor bewoning, heeft hierbij kennelijk de doorslag gegeven dat het gerealiseerd is met het oogmerk om dienst te doen als verzorgingsinstelling en niet als woonhuis.
Naar het zich laat aanzien zullen veel discussies met de Belastingdienst over de uitleg van het begrip ‘woning’ nu van de baan zijn. Er kan echter nog steeds onduidelijkheid bestaan over de vraag of wel of niet rekening moet worden gehouden met een verbouwing die tot een andere bestemming van het gebouw heeft geleid.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 16 van februari 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.