Hoge Raad geeft geen duidelijkheid op btw en straatparkeren
In deze procedure gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Omdat de belanghebbende een aftrekgerechtigd ondernemer is, verlangt deze een btw-factuur van de gemeente. De gemeente weigert die btw-factuur te verstrekken. Om die reden komt hij in bezwaar en in beroep. Zijn stelling is dat straatparkeren een concurrerende werkzaamheid is met marktdeelnemers en daarom een btw-ondernemingsactiviteit van de gemeente is. Bekeken vanuit de Europese btw-richtlijn worden gemeenten namelijk niet als ondernemer aangemerkt voor werkzaamheden die zij als overheid verrichten (hier: het beheren van de openbare ruimte), tenzij dit zou leiden tot verstoring van de mededinging van enige betekenis.
In ieder geval vond het standpunt van belanghebbende gehoor bij de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad, die eerder concludeerde dat de gemeente btw-plichtig is voor het straatparkeren. Volgens de A-G zijn straatparkeren en slagboomparkeren als gelijksoortige diensten te beschouwen die met elkaar (kunnen) concurreren.
De Hoge Raad laat zich in zijn uitspraak echter niet uit over de btw-status van de gemeente. Hij oordeelt dat deze vraag buiten de rechtsstrijd in het kader van de parkeerbelasting valt. Vooralsnog blijven gemeenten dus handelen als niet-belastingplichtige voor het straatparkeren en hoeven zij geen btw te voldoen over deze opbrengsten.
[Bron: Uitspraak]
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 20 van mei 2018 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.