Herzieningsregels in de btw op de schop?
Hof van Justitie 30 juli 2014, C-500/13 (Gmina Międzydroje)
In deze procedure staan de herzieningsregels centraal. De btw-aftrek op de aanschaf van onroerende zaken en roerende investeringsgoederen is na afloop van het jaar van aanschaf niet definitief. In Nederland wordt deze aftrek in geval onroerende zaken daarna nog 9 jaren en in geval van roerende zaken nog 4 jaar lang gevolgd. Aan het eind van het eerste jaar van ingebruikname van de goederen wordt de toegepaste btw-aftrek van de gehele investering (her)berekend op basis van het gebruik in dat jaar. In de volgende jaren volgt bij wijziging in het fiscaal relevante gebruik een herziening op basis van 1/10e (onroerend) respectievelijk 1/5e (roerend) deel van de investerings-btw.
In Polen is de herzieningsregeling anders vorm gegeven. Daar wordt aan het eind van het jaar van ingebruikneming de in het jaar toegepaste aftrek voor slechts 1/10e gedeelte herzien. Een Poolse belastingplichtige vond dit niet juist en stelde dat de herziening aan het eind van het eerste jaar op basis van de totale investerings-btw diende plaats te vinden, in feite conform de Nederlandse regeling.
Het Hof van Justitie stelde de Poolse belastingplichtige in het ongelijk en bepaalde dat de Europese regeling geen mogelijkheid biedt om aan het eind van het eerste jaar de herziening op basis van de totale investerings-btw verplicht te stellen. Het is nu de vraag of de Nederlandse regeling strijdig is met de btw-richtlijn en of de wetgever de regeling gaat wijzigen. Tot die tijd is een rechtstreeks beroep op de bepalingen van de btw-richtlijn verdedigbaar. Dat kan bijvoorbeeld gunstig zijn in een situatie waarin een corporatie een nieuwbouw woning in gebruik neemt voor de verhuur en in het zelfde kalenderjaar aan de huurder (of een ander) verkoopt.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 7 van oktober 2014 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.