Herziening van btw in geval van geruisloze bedrijfsoverdracht gedurende het jaar
Hoge Raad 8 augustus 2014, 12/03952
Een BV had op 11 december 2007 een verhuurd bedrijfspand in eigendom verworven. Niet in geschil was dat deze levering als een (geruisloze) bedrijfsoverdracht in de zin van de btw werd gezien. Volgens de wet is er dan geen sprake van een levering en treedt de koper in de plaats van de verkopende partij.
De verkopende partij had het pand in 2003 nieuw gekocht en de btw in aftrek gebracht.
Vanaf 1 januari 2007 werd het pand vrijgesteld van btw verhuurd. Volgens de herzieningsbepalingen dient in dat geval over het jaar 2007 1/10e gedeelte van de in 2003 in aftrek gebrachte btw te worden terugbetaald.
De vraag was of de kopende BV dit bedrag in zijn geheel verschuldigd was of slechts naar rato (vanaf 11 december tot 31 december 2007).
De Hoge Raad oordeelt dat de BV het gehele herzieningsbedrag over 2007 verschuldigd was, ondanks het feit dat het gebouw pas in december 2007 aan haar was overgedragen. Dit komt doordat het moment waarop de herzienings-btw verschuldigd is op 31 december 2007 is gelegen, het moment waarop de BV eigenaar was.
Bij overdracht van verhuurde (beleggings)panden in het boek- of kalenderjaar zal met dit aspect rekening gehouden moeten worden. In de omgekeerde situatie (eerst vrijgestelde verhuur, later belaste verhuur) kan het ook in het belang zijn van de verkopende partij. In dat geval kan de kopende partij namelijk het recht hebben om aanvullend btw terug te vragen die eerder door de verkopende partij is betaald.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 7 van oktober 2014 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.