Geven van gelegenheid tot parkeren door gemeenten
Regeling: Wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en douane alsmede van de Wet op de accijns, gepubliceerd in het Staatsblad van 30 december 2014 nr. 36.880.
Eén van de vele activiteiten die een gemeente verricht is het geven van gelegenheid tot parkeren. Het kan gaan om het gratis parkeren langs de openbare weg, maar ook om parkeren tegen betaling langs de openbare weg, in parkeergarages of op parkeerterreinen. Op grond van artikel 225 Gemeentewet kan de gemeente parkeerbelasting heffen voor het parkeren, al dan niet met een parkeervergunning. De gemeente zal daarvoor dan wel een verordening moeten vaststellen.
Als de gemeente een verordening heeft vastgesteld handelt de gemeente in die gevallen in principe ‘als overheid’. Zij kan de btw die drukt op de toerekenbare uitgaven, bijvoorbeeld de realisatie van een parkeergarage, in dat geval verhalen op het BTW-compensatiefonds (BCF). Over de geïnde parkeerbelasting is dan echter geen btw verschuldigd. Het overheidsregime is daarmee voordeliger dan het ondernemersregime.
Private ondernemingen stellen ook parkeerplaatsen tegen betaling ter beschikking, bijvoorbeeld in parkeergarages en parkeerterreinen. Deze private exploitanten handelen als btw-ondernemer en zijn wél 21% btw verschuldigd over de ontvangen parkeervergoedingen.
Een gemeente concurreert met het ‘gemeentelijke’ parkeren in parkeergarages en op parkeerterreinen mogelijk met deze private ondernemingen.
Voorkoming van concurrentieverstoring
Ter voorkoming van deze concurrentieverstoring worden publiekrechtelijke lichamen vanaf 1 juli 2011 als btw-ondernemer aangemerkt met betrekking tot het geven van gelegenheid tot parkeren waarbij een fysieke barrière ter verzekering van de betaling van het parkeergeld dient. Dit wordt ook wel het slagboomparkeren genoemd.
Bij het slagboomparkeren handelen gemeenten dus altijd als btw-ondernemer, ongeacht of een gemeente parkeerbelasting heft. Over de ontvangen parkeergelden is btw verschuldigd, de voorbelasting is dan aftrekbaar.
Registratiesystemen naast (of in de plaats van) fysieke barrières
De Staatssecretaris van Financiën heeft geconstateerd dat er een tendens is bij gemeenten om slagbomen te vervangen door andere systemen, bijvoorbeeld door een (camera)registratie bij de in- en uitrit. Omdat dan geen sprake meer is van een fysieke barrière ter verzekering van de betaling, zou de gemeente in die gevallen toch weer als overheid handelen, en voordeliger uit kunnen zijn in vergelijking met private ondernemingen.
De Staatssecretaris is van mening dat een dergelijke handelwijze van een gemeente leidt tot een (ongewenste) concurrentieverstoring en heeft de regelgeving per 1 januari 2015 gewijzigd.
Publiekrechtelijke lichamen worden vanaf 1 januari 2015 als ondernemer aangemerkt voor het gelegenheid geven tot parkeren als sprake is van een fysieke barrière of een registratie bij de in- of uitrit ter verzekering van de betaling van het parkeergeld.
De aanpassing van de regelgeving kan nadelige fiscale en/of financiële gevolgen hebben, als een gemeente een garage of parkeerterrein exploiteert met behulp van een registratiesysteem bij de in- of uitrit.
Vanaf 2015 wordt dan als ondernemer gehandeld en is btw verschuldigd over de ontvangen parkeerbetalingen. Tevens kan herziening aan de orde zijn, als het een relatief nieuwe parkeergarage (of terrein) betreft.
De Staatssecretaris heeft namelijk, naar onze mening ten onrechte, geen overgangsregeling doorgevoerd voor bestaande situaties.
Ook bij voorgenomen exploitaties van parkeergarages en parkeerterreinen zal een gemeente rekening moeten houden met deze wijziging. Door een wijziging van het fiscale regime kan de exploitatiebegroting anders uitpakken dan aanvankelijk gedacht.
Al met al is de wijziging in de regelgeving wellicht een goede aanleiding om de totale exploitatie van garages en terreinen van gemeenten opnieuw te bezien. Onze adviseurs staan u hierbij graag ter zijde.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 8 van januari 2015 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.