Gemeenten: Toerekening leegstandsuren sporthal voor de berekening van de aftrekbare btw
Uitspraak: Rechtbank Gelderland, 21 april 2017, nr. AWB 16/2734
Een gemeente exploiteert een aantal gymzalen en een sporthal. In geschil is de wijze van berekening van de aftrek van btw op de sporthal. Deze sporthal wordt gebruikt voor het bewegingsonderwijs van de basisscholen alsmede voor de verhuur aan sportverenigingen. Voor de ter beschikkingstelling in het kader van het basisonderwijs handelt de gemeente niet als ondernemer en bestaat er geen recht op aftrek van btw. Voor de ter beschikkingstelling aan de verenigingen (het geven van gelegenheid tot sportbeoefening) heeft de gemeente wel recht op aftrek van btw. De gemeente heeft het aftrekbare deel van de btw op de exploitatiekosten van de sporthal berekend op basis van de verhouding van de gebruiksuren voor het basisonderwijs (om niet, geen aftrek) en de gebruiksuren voor de verenigingen (tegen vergoeding, wel aftrek). Naast deze gebruiksuren is er nog sprake van een substantiële leegstand (van ca. 50%). In bezwaar en in beroep stelt de gemeente dat deze leegstandsuren bij de berekening van de breuk geheel moeten worden toegeschreven aan de (belaste) terbeschikkingstelling. Het belangrijkste motief daarvoor is dat deze leegstand alleen maar ingevuld kán worden met (belaste) terbeschikkingstelling aan verenigingen e.d. Het gaat namelijk om leegstand buiten schoolopeningstijden en bovendien zijn de gebruiksuren voor de scholen wettelijk gemaximeerd. Het betreft, aldus de gemeente, leegstand volledig binnen het kader van het ondernemersgebruik van de sporthal.
De rechtbank volgt de zienswijze van de gemeente niet. In de ogen van de rechtbank vormen de werkelijke gebruiksuren een objectievere maatstaf om het aandeel aftrekbare btw te bepalen. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk dat er een markt is om de leegstand te vullen met verhuur aan andere sportverenigingen.
Gevolg van de uitspraak van de rechtbank is dat er gedeeltelijk geen aftrek van btw wordt toegekend voor uren van de leegstand welke uitsluitend beschikbaar zijn voor btw-belaste verhuurdoeleinden. Dit lijkt ons strijdig met de neutraliteitsgedachte die ten grondslag ligt aan de btw en inhoudt dat de ondernemer geheel moet worden bevrijd van inkoop-btw die toerekenbaar is aan voorgenomen en daadwerkelijke btw-belaste handelingen. De gemeente gaat in hoger beroep.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 17 van mei 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.