Fusie Hogeschool en gelieerde vastgoedstichting. Definitief geen overdrachtsbelasting
Publicatie: Brief staatssecretaris van Financiën DGB 2016-3654
In deze brief laat de staatssecretaris van Financiën weten te berusten in het oordeel van het Gerechtshof dat de fusievrijstelling voor de overdrachtsbelasting van toepassing is op de juridische fusie van een vastgoedstichting met een onderwijsinstelling voor hoger beroepsonderwijs. Uit de weergave van de feiten in de hofprocedure bleek dat er uitsluitend zakelijke overwegingen ten grondslag lagen aan de fusie.
Of, anders gezegd, er is geen enkele aanknopingspunt voor de aanname dat ook onzakelijke overwegingen een rol speelden. Door onder meer optimalere exploitatiemogelijkheden en lagere financieringslasten werd het duidelijk dat de fusie meer behelsde dan enkel de overdracht van vastgoed. En dat is nu juist waarvoor deze fusievrijstelling bedoeld is.
De staatssecretaris laat weten dat hij de juistheid van het oordeel van het Gerechtshof onderschrijft, zowel op het punt van de zakelijkheidstoets als op het punt van het voortzettingsvereiste. Tussen de regels door is te lezen dat hij moeite heeft met toepassing van de vrijstelling op een fusie waarbij een passieve vastgoedstichting betrokken is, d.w.z. een stichting die enkel eigenaar is van vastgoed, dit verhuurt en het beheer ervan vaak uitbesteedt aan derden. Omdat de voorwaarden van de vrijstelling niet het drijven van een materiële onderneming vereisen, ziet hij echter geen mogelijkheden om dat via de route van cassatie te bestrijden. Wil de staatssecretaris die beperking in andere gevallen aanbrengen, dan zal regelgeving daar op aangepast moeten worden.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 16 van februari 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.