Creëren van belaste omzet voor het onderwijsgebruik van basisscholen levert gemeente toch geen extra aftrekrecht op
Uitspraak: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 augustus 2017, nr. 16/01149
Een gemeente heeft in 2006 en 2007 in totaal vier nieuwe gymnastieklokalen in gebruik genomen. Zij stelt deze lokalen aanvankelijk voor 40% om niet ter beschikking aan (basis)onderwijsinstellingen voor het bewegingsonderwijs en voor 60% tegen vergoeding aan sportverenigingen. Vanaf 2009 introduceert de gemeente een systematiek waarin de onderwijsinstellingen wel een vergoeding betalen aan de gemeente voor het gebruik van de gymnastieklokalen. Via een subsidie vergoedt de gemeente deze kosten aan de scholen (kasrondje). De Belastingdienst accepteert het gewenste gevolg van deze wijziging, namelijk een toename van het btw-belaste gebruik van de gymzalen van 60% naar 100%.
De Belastingdienst laat in een brief in 2009 aan de gemeente weten dat dit een landelijk geaccepteerde handelwijze is en dat het voordeel van deze handelwijze is, dat geen complexe berekeningen meer behoeven te worden gemaakt voor het niet te verrekenen deel van de inkoop-btw van de sportaccommodaties.
De gemeente wenst vervolgens via de herzieningsbepalingen vanaf 2009 een extra btw-teruggaaf op de investering uit 2006 en 2007. De Belastingdienst weigert dit en uiteindelijk belandt dit geschil bij de rechter. Het Gerechtshof oordeelt, naar onze mening in lijn met de jurisprudentie, dat de gemeente geen aanspraak maakt op extra aftrek in latere herzieningsjaren in geval van wijzigingen tussen het (oorspronkelijke) niet-ondernemersgebruik en het ondernemersgebruik van de gymzalen.
Interessant aan deze procedure is niet zo zeer het rechterlijk oordeel over de vraag of de herziening van btw mogelijk was, maar vooral de weergave dat toepassing van het zogeheten kasrondje voor het onderwijsgebruik in elk geval in 2009 algemeen werd geaccepteerd door de Belastingdienst. Door deze relatief eenvoudige wijziging in de bekostigingsafspraken met de scholen konden gemeenten de btw-aftrek op de binnensportaccommodaties verruimen naar 100%; in de praktijk ervaren wij dat de inspecteurs een dergelijke oplossing tegenwoordig vaak proberen te kwalificeren als misbruik van recht. Onduidelijk is waar deze ommezwaai in denken bij de Belastingdienst vandaan komt; daarvoor zijn naar onze mening in de jurisprudentie geen aanknopingspunten aanwezig. De mogelijkheid tot toepassing van deze oplossing bestaat naar onze mening in voorkomende gevallen nog steeds; de vraag is of dit nog zinvol is nu het btw-regime voor sportaccommodaties binnen afzienbare tijd ingrijpend op de schop gaat.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 18 van september 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.