AG HvJ: vermelding postbusadres leverancier op factuur rechtvaardigt geen weigering btw-aftrek bij de afnemer
Publicatie: Conclusie van Advocaat-Generaal N. Wahl van 5 juli 2017, zaaknummers C 374/16 en C 375/16
In deze lopende procedure is een vraag gesteld aan het Hof van Justitie over de formele (factuur)vereisten bij het uitoefenen van het recht op aftrek. In september 2016 is over dit onderwerp een tweetal arresten gewezen door het Hof van Justitie, zie daarover onze nieuwsbrief uit oktober 2016. Het oordeel van het Hof in die twee arresten was dat vormgebreken in de factuur in principe niet mogen leiden tot het weigeren van de aftrek bij de afnemer, indien overigens vaststaat dat recht op aftrek van btw bestaat. Het ging in deze beide zaken om een te algemene omschrijving op de factuur van de verrichte werkzaamheden en om het ontbreken van de btw-nummer van de leverancier.
In de nu lopende procedure gaat het om de vraag of de aftrek kan worden geweigerd op de grond dat het op de factuur vermelde adres enkel het adres is waar de leverancier via de post kan worden bereikt en vanaf welk adres geen economische activiteiten worden verricht (‘brievenbusfirma’s’). Van belang is dat de btw-richtlijn een vermelding van ‘de volledige naam en het volledige adres van de belastingplichtige en zijn afnemer’ vereist. Volgens de Duitse Belastingdienst moet deze eis zo worden uitgelegd dat het feitelijke adres van bedrijfsuitoefening van de leverancier op de factuur wordt vermeld.
De Advocaat-Generaal (A-G) deelt deze opvatting niet. In lijn met de jurisprudentie uit september 2016 adviseert hij het Hof te oordelen dat de vermelding van enkel een postadres van de leverancier niet mag leiden tot het weigeren van de btw-aftrek bij de afnemer. Het gaat er bij de uitleg van dit vereiste om dat de Belastingdienst uit de gegevens op de factuur moet kunnen afleiden wie de belastingplichtige leverancier is die gehouden is de belasting te voldoen. Dat is ook mogelijk aan de hand van de vermelding van een bedrijfsnaam, een postadres en overige gegevens zoals bankrekeningnummer en/of een KvK nummer. Door opkomst van e-commerce, office sharing en telewerk is het tegenwoordig bovendien vaak lastig om vast te stellen wat het feitelijke bedrijfsadres is. De uitleg die de Duitse Belastingdienst voorstaat legt een te grote last op de afnemer, doordat deze dan gehouden zou zijn vast te stellen of het vermelde adres wel het feitelijke vestigingsadres is.
De A-G merkt op dat de aftrek bij de afnemer wel geweigerd kan worden bij de afnemer als sprake is van belastingfraude, d.w.z. als de leverancier de belasting niet heeft voldaan en de afnemer dat wist of had kunnen weten. Die weigering van de aftrek vindt dan echter niet zijn grondslag in een onjuiste factuur maar uit een integrale beoordeling of de afnemer al dan niet te goeder trouw is geweest.
In Nederland is in de praktijk wel discussie gerezen over de vraag of de leverancier het volledige vestigingsadres van de afnemer op de factuur moet vermelden, dan wel of het postadres van de afnemer ook in dat geval voldoende is. Onder verwijzing naar de arresten uit september 2016 menen wij dat voor de uitoefening van het recht op aftrek de vermelding van het postadres voldoende is. Deze conclusie van de A-G is een (voorlopige) bevestiging van dat standpunt. Wij verwachten dat het Hof van Justitie in deze zaak de conclusie van de A-G zal opvolgen.
Het vorenstaande neemt overigens niet weg dat de leverancier kan worden beboet voor het niet naleven van de factuurverplichtingen uit de Wet OB. Die boete kan oplopen tot € 5.278 euro.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 18 van september 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.