Afrondingsregel pro rata geldt niet voor het mengpercentage BTW-compensatiefonds
Uitspraak: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 maart 2017, nr. 16/2527
Een geschil over de berekening van het mengpercentage bij een gemeente. Voor algemene kosten die niet rechtstreeks zijn toe te rekenen aan compensabele overheidsactiviteiten of aftrekbare ondernemersactiviteiten passen gemeenten een mengpercentage toe. Van die algemene kosten wordt volgens een jaarlijks te bepalen verdeelsleutel een percentage toegeschreven aan compensabele, aftrekbare en niet-aftrekbare/niet-compensabele activiteiten van de gemeente. Bij de betreffende gemeente betrof het mengpercentage in het betreffende jaar 95,27% compensabel, 2,33% aftrekbaar en 2,4% kostenverhogend. In geschil was of de gemeente het percentage compensabel naar boven mocht afronden op 96%, hetgeen de gemeente bepleitte en de inspecteur ontkende.
De gemeente voerde aan dat de Europese btw-richtlijn voorschrijft dat mengpercentages aftrekbare btw op de hogere eenheid naar boven moeten worden afgerond en dat deze regel ook doorwerkt naar het Btw-compensatiefonds. Artikel 1, tweede lid, van de Wet BCF bepaalt namelijk dat begrippen in deze wet die zijn ontleend aan de Wet OB, dezelfde betekenis hebben als in de Wet OB (de schakelbepaling).
De rechtbank volgt deze zienswijze echter niet. Volgens de rechtbank is hier niet de uitleg van aan de Wet OB ontleende begrippen in het geding. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever vooral het oogmerk heeft gehad op uitleg van begrippen zoals ondernemer en onderneming, levering van goederen, diensten, recht op aftrek van voorbelasting uit de Wet OB. In dit geschil gaat het om de uitleg van een rekenregel, die bovendien afkomstig is uit de Europese btw-richtlijn en niet uit de Wet OB. Of de gemeente in hoger beroep gaat tegen deze uitspraak moet worden afgewacht.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 17 van mei 2017 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.