Actualiteiten verhuurderheffing
Hierbij een korte nieuwsbrief ten aanzien van de verhuurderheffing, waarbij wij twee recente onderwerpen behandelen:
- Heffingsvermindering verhuurderheffing volgens A-G aftrekbaar voor vennootschapsbelastingheffing;
- Wetsvoorstel eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen aanvaard door eerste kamer.
Heffingsvermindering verhuurderheffing aftrekbaar voor vennootschapsbelasting
In de praktijk bestaat al geruime tijd discussie over hoe heffingsverminderingen in de verhuurderheffing moeten worden verwerkt in de aangifte vennootschapsbelasting. Kortweg gaat het om de twee volgende methodes:
- De heffingsvermindering moet in mindering worden gebracht op de fiscale boekwaarde van de voor de heffingsvermindering kwalificerende investering (verwerking als investeringssubsidie); of
- Het saldo van de daadwerkelijke betaalde verhuurderheffing, dus verschuldigde verhuurderheffing minus heffingsverminderingen, moet via de winst- en verliesrekening worden verwerkt.
De Belastingdienst neemt het standpunt in dat de heffingsvermindering direct samenhangt met de te betalen verhuurderheffing en de heffingsvermindering daardoor in mindering dient te worden gebracht op de verschuldigde verhuurderheffing. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft evenals Rechtbank Gelderland beslist dat dit standpunt juist is, omdat de heffingsvermindering zowel formeel als materieel een vermindering is van de verhuurderheffing.
Advocaat-generaal (A-G) Wattel heeft echter onlangs geconcludeerd dat de heffingsvermindering verhuurderheffing in mindering moet worden gebracht op de kostprijs van bedrijfsmiddelen waarin is geïnvesteerd. De A-G concludeert dat de heffingsvermindering verhuurderheffing een investeringssubsidie is en in mindering komt op de kostprijs van bedrijfsmiddelen waarin wordt geïnvesteerd. De A-G wijst daarbij op de wettekst en de wetsgeschiedenis. De vermindering verlaagt hierdoor niet de aftrekbare verhuurderheffing voor de vennootschapsbelasting.
De voordelen van de verwerking als investeringssubsidie ten opzichte van het direct als bate verantwoorden van de heffingsvermindering zijn:
- een lagere acute vpb-last doordat de ‘gehele’ verhuurderheffing (exclusief heffingsverminderingen) direct ten laste komt van het fiscaal resultaat; en
- het ‘nadeel’ van het verwerken als investeringssubsidie (lagere afschrijvingen) komt in veel gevallen niet of slechts beperkt tot uitdrukking door de afschrijvingsbeperkingen die gelden voor de vennootschapsbelasting.
De conclusie van de A-G is hoopvol en geeft voor de woningcorporaties een voordelige uitkomst, maar het is wachten op de uitspraak van de Hoge Raad. Wij adviseren om in verband met deze discussie, waar mogelijk, (pro forma) bezwaar te maken tegen de definitieve aanslagen Vpb zodat deze discussie nog in het betrokken jaar kan worden verwerkt. Daarbij zou met de Belastingdienst de afspraak moeten worden gemaakt dat de behandeling van het bezwaar wordt aangehouden totdat de Hoge Raad in deze kwestie heeft beslist.
Neem gerust contact met ons op voor verdere vragen.
Rutger Hotsma | Henk Lourens |
06 533 550 71 | 06 435 901 72 |
rhotsma@caraad.com | hlourens@caraad.com |
Wetsvoorstel eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen op 1 december 2020 aanvaard. Dit wetsvoorstel maakt deel uit van het pakket Belastingplan 2021.
Het voorstel wijzigt de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en de Woningwet. Aangezien veel huurders door de coronacrisis in een lastige financiële situatie zijn beland wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld zittende huurders met een gereguleerd huurcontract en met een inkomen tot aan de voorheen maximale inkomensgrens, eenmalig het recht te geven op een huurverlaging tot de aftoppingsgrens. Om woningcorporaties tegemoet te komen wordt het tarief van de verhuurderheffing verlaagd. Deze gaat van 0,562% naar 0,526%.