Hoge Raad: economische verwevenheid 25,3% voldoende voor fiscale eenheid btw
Uitspraak: Hoge Raad 11 oktober 2013, nr. 11/05105
Om meerdere (rechts)personen als een fiscale eenheid in de zin van de btw aan te merken, moet er onderling sprake zijn van een nauwe verwevenheid in organisatorisch, financieel en in economisch opzicht. Waar het gaat om aandelenvennootschappen (NV, BV) wordt aan de eerste twee voorwaarden voldaan als de ‘moeder’ via haar aandelenbezit (>50%) een doorslaggevende zeggenschap heeft in de ‘dochter’. Wat betreft de economische verwevenheid werd aangenomen dat aan deze eis werd voldaan als zowel moeder als dochter zich in hoofdzaak (>50%) richten op dezelfde klantenkring dan wel wanneer de één gelieerde vennootschap in hoofdzaak (>50%) prestaties verrichtte aan de andere gelieerde vennootschap.
De Hoge Raad heeft over het vereiste van de economische verwevenheid nu geoordeeld dat het er om gaat dat er ‘niet verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan’ tussen de verbonden vennootschappen. Een vennootschap die voor 22% van haar omzet goederen levert aan verbonden lichamen en voor 3,3% aan gezamenlijke klanten van het concern (totaal 25,3%), voldoet volgens de Hoge Raad aan dit vereiste. De Hoge Raad houdt daarbij ook rekening met de leveringen en diensten die door de andere verbonden lichamen binnen de groep worden verricht. Het harde omzetcriterium is hiermee van de baan; het gaat er om op basis van alle relevante feiten en omstandigheden te beoordelen of er onderling niet verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan.
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 4 van november 2013 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.