Rechtbanken concluderen dat gemeenten geen recht op aftrek van btw hebben bij de exploitatie van een buitensportaccommodatie.
In twee recente procedures komen zowel rechtbank Den Haag (gemeente Barendrecht) als rechtbank Gelderland (gemeente Laren) tot de conclusie dat geen sprake is van ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’ door de betreffende gemeente, maar van verhuur van een buitensportaccommodatie. De beide gemeenten worden in het ongelijk gesteld, de btw op hun investerings- en exploitatielasten is daardoor niet verrekenbaar.
Beide zaken verschillen echter sterk. In de zaak van de gemeente Barendrecht komt het beheer en onderhoud van de sportaccommodaties volledig voor rekening van de gemeente, maar besteedt zij de uitvoering van bepaalde werkzaamheden op het sportpark uit aan de sportverenigingen die gebruik maken van de sportparken. De gemeente betaalt de sportverenigingen voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Voor de rechtbank was de uitbesteding van werkzaamheden aan de sportverenigingen doorslaggevend om de aftrek te weigeren. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 december 2017 (zie onze extra nieuwsbericht van 8 december 2017), waarin de Hoge Raad aangeeft dat uitbesteding aan anderen geen reden is om de toepassing van het verlaagde tarief bij de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie te weigeren, is het de vraag of het oordeel van de rechtbank juist is. De gemeente heeft hoger beroep ingesteld tegen de rechtbankuitspraak.
In de zaak van de gemeente Laren oordeelde de rechtbank dat de gemeente zich er niet toe heeft verplicht zorg te dragen voor het beheer en dat de vereniging verantwoordelijk is voor het onderhoud. Volgens de rechtbank is dan sprake van de vrijgestelde verhuur van een onroerende zaak en niet van het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en heeft de gemeente daarom geen aftrekrecht. Het is ons niet bekend of de gemeente Laren hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak.
De uitspraken onderstrepen het belang van de criteria die in de rechtspraak en in het beleid van de staatssecretaris van Financiën zijn gesteld aan het fiscaal gunstige regime van ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’. Wij constateren echter dat de rechtspraak en het beleid uit elkaar gaan lopen.
Volledigheidshalve merken wij op dat gemeenten en andere niet-winstbeogende ondernemers per 1 januari 2019 worden uitgesloten van het ‘geven van gelegenheid tot sportbeoefening’. Dit heeft een grote financiële impact. Overgangs- en compensatieregelingen zijn toegezegd om de fiscale lastenverzwaring te kunnen bekostigen. Deze zijn nog niet bekend.
[Bron: Uitspraak en Uitspraak]
Dit bericht verscheen in de Nieuwsbrief Btw en Overdrachtsbelasting nr. 20 van mei 2018 van de Adviesgroep Indirecte Belastingen van Caraad Belastingadviseurs.